ECLI:NL:RBZWB:2025:425

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
02-159550-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor verkrachting van aangeefster in haar eigen huis

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 juni 2023 in [plaats] de aangeefster heeft verkracht. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster betrouwbaar was, ondanks de inconsistenties die door de verdediging werden aangevoerd. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en zijn verklaringen waren niet consistent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster onder dwang heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waaronder penetratie, en dat dit gebeurde in haar eigen huis terwijl haar dochter boven lag te slapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de impact op de aangeefster, die PTSS heeft ontwikkeld en EMDR-therapie ondergaat. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de aangeefster voor zowel materiële als immateriële schade, en de verdachte is verplicht om deze schade te vergoeden. De uitspraak benadrukt de ernstige inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit van de aangeefster en de gevolgen die dit voor haar heeft gehad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-159550-23
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 januari 2025
in de strafzaak tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adresgegevens] ,
raadsman mr. S. de Goede, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 januari 2025, waarbij de officier van justitie mr. E. van Aalst en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte aangeefster heeft verkracht door haar onder dwang te zoenen, in haar borsten te knijpen, zich door haar te laten aftrekken, zijn penis in haar mond te brengen en zijn penis in haar vagina te brengen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het feit kan worden bewezen. Aangeefster heeft een consistente en betrouwbare verklaring afgelegd die steun vindt in de getuigenverklaringen, de bevindingen van de politie en de camerabeelden. Verdachte heeft daarentegen niet consistent verklaard. Zijn verklaring is ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De verklaring van aangeefster is inconsistent. Er is sprake van een patroon van het niet of pas later vermelden van zaken en van het niet vertellen van de waarheid. Er is daarnaast onvoldoende steunbewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van een getuige (het slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Hier staat echter tegenover dat in zedenzaken volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde kan opleveren.
Aangeefster heeft verklaard dat ze op de vroege ochtend haar auto heeft verplaatst en daarna grofvuil van haar achtertuin naar haar voortuin bracht. Toen kwam er een grote en agressieve man aanlopen die onder invloed van alcohol was. De man duwde haar en ze kon geen kant op. De man vroeg haar of ze seks wilde, waarop aangeefster aangaf dat ze dat niet wilde. De man gaf haar een zoen op de mond, ging met zijn handen onder haar shirt en kneep haar in de borsten. Aangeefster zei dat ze dat niet wilde. De man pakte met zijn hand haar vagina vast en begon haar in de nek te zoenen. Aangeefster probeerde hem weg te duwen, maar dat lukte niet. De man trok haar de brandgang in, zette haar tegen de schutting, trok haar broek naar beneden en ging met zijn penis in haar vagina. Dit deed hij zonder condoom. Als aangeefster iets deed dat de man niet wilde, werd hij agressief. Hij heeft haar bij de nek gegrepen, in het gezicht gepakt en bij de keel gegrepen. Op een gegeven moment duwde hij haar hoofd naar beneden en legde hij zijn penis in haar mond. Het stopte in de keuken. Aangeefster lag met haar gezicht op het aanrechtblad en de man nam haar hardhandig met de penis in haar vagina. Aangeefster heeft meerdere malen gezegd dat ze het niet wilde.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster, die erop neerkomt dat de ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden, betrouwbaar is. Zij heeft bij het informatief gesprek zeden op 29 juni 2023 en tijdens haar verhoor op 1 juli 2023 op hoofdlijnen steeds consistent verklaard over de handelingen die op 29 juni 2023 zouden hebben plaatsgevonden. Daarnaast vindt haar verklaring steun in de verklaring van verdachte dat hij die ochtend in de keuken van aangeefster is geweest en zij hebben gezoend, het NFI-rapport waaruit volgt dat er bij aangeefster diep vaginaal DNA is aangetroffen van verdachte, de getuigenverklaringen over de gemoedstoestand van aangeefster, de getuigenverklaring over de dronken staat van verdachte en de camerabeelden van de woning van aangeefster. Verdachte is een man van rond de 1.80 meter en heeft een flink postuur. Aangeefster is een kleine vrouw van ongeveer 45 kilogram.
[getuige 1] , de man van aangeefster, heeft verklaard dat hij aan haar stem hoorde dat er iets aan de hand was. Toen hij thuis kwam trof hij haar verstijfd aan. [getuige 2] , een vriendin van aangeefster, heeft verklaard dat aangeefster haar belde en zei dat ze in de brandgang was verkracht. [getuige 2] hoorde dat aangeefster in shock was. Normaliter was haar stem vrolijk en opgeheven, maar op dat moment was haar stem laag en paniekerig.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , die op 29 juni 2023 ter plaatse kwamen in de woning van aangeefster, zagen dat zij trilde en huilde. Een bewoonster van de [straat] te [plaats] heeft tijdens het buurtonderzoek aan [verbalisant 1] verklaard, dat ze de man kende naar wie de politie op zoek was. Ze gaf het adres van verdachte op en verklaarde dat ze hem die ochtend over straat zag zwalken alsof hij onder invloed was. Bovendien blijkt uit de camerabeelden van [het adres] in [plaats] dat aangeefster, zoals zij heeft verklaard, haar auto heeft verplaatst en via de brandgang afval naar haar voortuin heeft gebracht.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar is omdat zij bij het informatief gesprek zeden niet heeft verklaard dat er iets in haar woning zou hebben plaatsgevonden, maar dat zij dit later in haar aangifte wel heeft gedaan. De rechtbank gaat daar niet in mee. Aangeefster heeft verklaard dat zij in eerste instantie uit schaamte, uit angst voor de reactie van haar man en omdat ze niet wilde dat haar man en dochter zich onveilig zouden voelen in hun eigen huis, niet heeft verklaard over wat zich in de woning heeft afgespeeld. Dat maakt haar verklaring naar het oordeel van de rechtbank niet onbetrouwbaar. Dit zijn immers geen ongebruikelijke afwegingen bij dit soort gebeurtenissen. Aangeefster heeft verklaard dat ze het over zich heen heeft laten komen, wat authentiek overkomt op de rechtbank. Bevriezen is een normale en veelvoorkomende reactie op stressvolle situaties.
Het door de verdediging opgeworpen scenario, dat sprake was van vrijwillige seks tussen aangeefster en verdachte, acht de rechtbank, gelet op de wisselende verklaringen van verdachte, niet aannemelijk. Verdachte heeft op 30 juni 2023 tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij met aangeefster heeft gezoend en geknuffeld, maar dat zij geen seks hebben gehad. Twee dagen later heeft hij verklaard dat aangeefster alles wilde en dat ze bijna “op zijn lul zat”. In een later verhoor heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. Pas op de terechtzitting heeft de niet zelf ter zitting aanwezige verdachte zich, bij monde van zijn raadsman, op het standpunt gesteld dat er wel seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat een getrouwde vrouw die nooit met een andere man dan haar eigen man was geweest, die op een doordeweekse vroege ochtend het vuil buiten zet, een onbekende dronken man in haar huis uitnodigt om iets te komen drinken, terwijl zij zelf nooit alcohol drinkt en haar dochter op dat moment boven ligt te slapen.
De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande, de ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 29 juni 2023 te [plaats] door geweld en bedreiging met geweld [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , hebbende hij, verdachte
- zijn penis in de vagina van die [aangeefster] geduwd/gebracht en
- zijn penis in de mond van die [aangeefster] geduwd/gebracht en zich door die [aangeefster] laten pijpen en
- in de borsten van die [aangeefster] geknepen en
- die [aangeefster] op haar mond en haar nek gezoend
en bestaande dat geweld hierin dat hij, verdachte
- die [aangeefster] agressief heeft benaderd en
- die [aangeefster] tegen haar lichaam heeft geduwd en
- die [aangeefster] in een brandgang heeft gesleurd en
- die [aangeefster] tegen een schutting heeft gezet en
- de broek van die [aangeefster] naar beneden heeft getrokken en
- die [aangeefster] bij haar keel heeft gepakt en in haar gezicht heeft geknepen en
- het hoofd van die [aangeefster] naar beneden getrokken en
- voorbij is gegaan aan de verbale en non verbale protesten van die [aangeefster] en
-door zijn lengte en postuur een fysiek overwicht op die [aangeefster] heeft gevormd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van aangeefster in de brandgang achter haar woning en vervolgens ook in haar woning. Verdachte heeft aangeefster de brandgang ingetrokken, heeft haar gezoend, in haar borsten geknepen en vervolgens verkracht. Daarna heeft hij haar in haar woning gedwongen hem te pijpen en heeft hij haar nogmaals verkracht. Verkrachting is een zeer ernstig feit en verdachte heeft hiermee grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster. De rechtbank acht het extra kwalijk dat verdachte aangeefster heeft verkracht in haar eigen woning, een plek waar zij zich veilig moet kunnen voelen en waar haar dochter bovendien op dat moment boven lag te slapen. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij geen condoom heeft gebruikt, waardoor er vrees ontstond voor een overdraagbare ziekte. De rechtbank benadrukt dat het niet aan aangeefster ligt dat dit haar is overkomen. Het gepleegde feit is voor aangeefster een zeer schokkende gebeurtenis geweest die bij haar grote gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt. Uit haar slachtofferverklaring blijkt welke impact en gevolgen het feit op haar heeft gehad. Zij schrijft dat ze nog steeds bang is in haar eigen huis en de brandgang niet meer in durft. Daarnaast is er PTSS bij haar vastgesteld en heeft ze EMDR-therapie gekregen om de verkrachting te verwerken. Deze gevolgen kunnen verdachte worden aangerekend.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden noodzakelijk is. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar de proceshouding van verdachte. Uit de verhoren maakt de rechtbank op dat verdachte niet het achterste van zijn tong heeft willen laten zien en hij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid neemt voor wat hij heeft gedaan.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.De benadeelde partij

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd. Zij vordert een vergoeding van € 465,70 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de gevorderde materiële schade geheel toe te wijzen en de immateriële schade te matigen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het gedeelte van de vordering dat ziet op de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing en de immateriële schade te matigen.
Beoordeling
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dat betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De gevorderde materiële schadevergoeding die ziet op de vaccinatie voor hepatitis B en het eigen risico is voldoende onderbouwd en zal daarom worden toegekend. De gevorderde materiële schadevergoeding die ziet op de kleding is niet onderbouwd. Het is echter begrijpelijk dat de benadeelde partij deze kleding na het incident niet meer heeft willen dragen. De rechtbank schat de materiële schade voor de kleding op een bedrag van € 50,-, zodat er in totaal € 415,70 aan materiële schadevergoeding zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het overige deel van de vordering. Dit deel kan enkel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Daarnaast is aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit immateriële schade toegebracht. Uit de vordering is gebleken dat bij de benadeelde partij PTSS is vastgesteld en dat zij daarvoor EMDR-therapie heeft gevolgd. De benadeelde partij was erg bang dat ze een soa zou hebben opgelopen en voelt zich nog altijd niet veilig in haar eigen huis. De immateriële schade zal naar billijkheid worden vastgesteld op € 7.500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het overige deel van de vordering. Dit deel kan enkel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Verder zal over het toegekende bedrag de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de dag waarop de schade is ontstaan, te weten 29 juni 2023.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
verkrachting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster] , van
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [aangeefster] te betalen
  • bepaalt dat bij niet betaling
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter,
en mrs. R.H.M. Pooyé en P.B. van Onzenoort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 januari 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 juni 2023 te [plaats]
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , hebbende hij, verdachte
- zijn penis in de vagina van die [aangeefster] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [aangeefster] geduwd/gebracht en/of zich door die [aangeefster] laten pijpen en/of
- zich door die [aangeefster] laten aftrekken en/of
- (in) de borsten van die [aangeefster] geknepen/betast en/of
- die [aangeefster] op haar mond en/of haar nek gezoend
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte
- die [aangeefster] agressief heeft benaderd en/of
- die [aangeefster] tegen haar lichaam heeft geduwd en/of
- die [aangeefster] in een brandgang heeft gesleurd en/of
- die [aangeefster] tegen een schutting heeft gezet en/of
- de broek van die [aangeefster] naar beneden heeft getrokken en/of
- die [aangeefster] bij haar keel heeft gepakt en/of in haar gezicht heeft geknepen en/of
- het hoofd van die [aangeefster] aan haar haren naar beneden getrokken en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en non verbale protesten van die [aangeefster] en/of
-door zijn lengte en/of postuur een fysiek overwicht op die [aangeefster] heeft gevormd.