In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juli 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende het gezamenlijk gezag en de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2017. De man, vertegenwoordigd door mr. R. Wouters, verzoekt om mede met het gezag over [minderjarige] te worden belast, terwijl de vrouw, voorheen vertegenwoordigd door mr. H. Goedegebure en thans door mr. C.E.J.E. Kouijzer, geen verweer voert tegen dit verzoek. De rechtbank heeft eerder een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de vrouw en [minderjarige] contact met elkaar hadden gedurende één weekend per veertien dagen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 mei 2025 zijn de verzoeken van de man en de vrouw besproken. De man heeft aangegeven dat hij met het gezag over [minderjarige] belast wil worden om beter geïnformeerd te zijn over belangrijke zaken rondom het kind. De vrouw heeft aangegeven dat zij geen bezwaar heeft tegen het verzoek van de man. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de man toe te wijzen, en de GI heeft bevestigd dat de thuissituatie bij de vrouw veilig is voor [minderjarige].
De rechtbank heeft besloten dat de man en de vrouw voortaan gezamenlijk het gezag over [minderjarige] hebben. Tevens is bepaald dat, zodra [minderjarige] bij de vrouw woont, er een zorgregeling geldt waarbij [minderjarige] in beginsel één weekend in de veertien dagen en de helft van de vakanties en feestdagen bij de man verblijft. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat er snel duidelijkheid voor [minderjarige] kan komen. Het meer of anders verzochte is afgewezen.