ECLI:NL:RBZWB:2025:417

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
02-267853-22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

Op 28 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een betrokkene die veroordeeld was voor het telen van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten ter hoogte van € 1.027.914,94, conform de vordering van de officier van justitie. De procedure is inhoudelijk behandeld op 14 januari 2025, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat de betrokkene een aanzienlijk bedrag had verdiend met de hennepteelt, terwijl de verdediging het ontnemingsbedrag op een lager bedrag wilde vaststellen, gebaseerd op de werkelijke opbrengsten van de hennepkwekerij.

De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkene en de verdediging beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de betrokkene het bewezenverklaarde feit heeft begaan. De rechtbank heeft de betrokkenheid van mededaders verworpen, omdat er geen bewijs was voor hun deelname aan de hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hennepkwekerij van de betrokkene actief was van 8 augustus 2019 tot 18 oktober 2022, met in totaal dertien voltooide oogsten. De rechtbank heeft het netto wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 1.027.914,94, zonder enige verdeling van dit bedrag over mededaders, aangezien de betrokkene als enige teler werd aangemerkt.

De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften toegepast en de betrokkene verplicht tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de staat. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op 1080 dagen bij niet-betaling van het ontnemingsbedrag. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 28 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-267853-22
vonnis van de rechtbank d.d. 28 januari 2025
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1960 te [plaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam

1.De procedure

Betrokkene is op 28 januari 2025 door de rechtbank veroordeeld voor onder andere het telen van hennep tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 januari 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat betrokkene een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald van € 1.027.914,94. Betrokkene heeft verklaard dat hij per oogst € 7.000,00 of € 8.000,00 ontving, afhankelijk van welke kweekruimte. De officier van justitie acht deze verklaring niet aannemelijk, omdat niet is gebleken van betrokkenheid van andere personen dan verdachte bij het telen van de hennep. De officier van justitie volgt de BOOM-berekening.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair verzocht om het ontnemingsbedrag vast te stellen op € 84.000, omdat dit het bedrag zou zijn dat betrokkene daadwerkelijk heeft verdiend aan de hennepkwekerij. Voor een voltooide oogst van de kweekruimte onder het het tuinhuis ontving hij € 8.000,00 en er zijn zeven oogsten voltooid. Voor een voltooide oogst van de kweekruimte in de ruimte onder de keuken ontving hij € 7.000,00. Hier zijn vier oogsten voltooid.
Subsidiair stelt de verdediging dat het wederrechtelijk voordeel vastgesteld moet worden op een bedrag van € 97.402,94. In totaal zijn er 4580 planten geoogst met een opbrengst van 129 kilogram en een omzet van € 525.000,00. Hiervan moet in totaal € 38.650,20 worden afgetrokken in verband met de kosten voor de hennepkwekerij. Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt dan € 487.014,71. Dit bedrag dient te worden gedeeld door vijf, omdat er immers vier medeverdachten betrokken zijn geweest bij de hennepteelt en het gebruikelijk is om het totale wederrechtelijk verkregen voordeel pondsgewijs te verdelen. Het wederrechtelijk verkregen voordeel van betrokkene bedraagt dan € 97.402,94. Indien de rechtbank meent dat naast [naam] er geen andere medeverdachten betrokken waren bij de exploitatie van de hennepkwekerij, stelt de verdediging meer subsidiair dat het wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van € 243.507,36 (totaal wederrechtelijk verkregen voordeel van € 487.014,71 gedeeld door twee) betreft.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Dat betrokkene het bewezenverklaarde heeft begaan blijkt uit het vonnis van de rechtbank van 28 januari 2025. Aan het aanvullende proces-verbaal van 31 mei 2023 is het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij toegevoegd. Op basis van dit rapport is het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend.
Opbrengst per oogst
Naar het oordeel van de rechtbank is vastgesteld dat:
- in de hennepkwekerij van betrokkene het aantal planten per vierkante meter niet bekend is en dat daarom uitgegaan kan worden van 15 planten per m2;
- er in totaal 736 hennepplanten zijn aangetroffen;
- bij het vastgestelde aantal planten per m2 de opbrengst, zo blijkt uit het rapport van BOOM, 28,2 gram per plant is;
- bij de hennepkwekerij, zoals die bij betrokkene werden aangetroffen, de opbrengst 20.755 gram (736 planten x 28,2 gram) bedraagt;
- de verkoopprijs van hennep volgens het rapport van BOOM € 4,07 per gram bedraagt.
Op grond hiervan bedraagt de totale opbrengst van de hennepkwekerij van betrokkene € 84.473,66.
De kosten die hierop in mindering moeten worden gebracht bedragen in totaal € 5.403,28 per oogst en bestaan uit
* de afschrijvingskosten, bij een aantal van 736 planten vastgesteld op € 450,00 per oogst;
* de kosten voor de hennepstekken en de variabele kosten, welke worden geschat op € 4.953,28 per oogst.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst wordt geschat, vast op
€ 79.070,38.
Aantal oogsten
De rechtbank dient vast te stellen van hoeveel oogsten er sprake is geweest.
De rechtbank volgt de verdediging niet in het standpunt dat de hennepkwekerij pas vanaf november 2020 in werking is getreden. In het vonnis van 28 januari 2025 is dit scenario ongeloofwaardig geacht, gelet op de metingen die volgden uit het DALI-systeem in combinatie met de aangetroffen notities en jaarkalender. Naar het oordeel van de rechtbank is de hennepkwekerij van betrokkene in werking geweest in de periode vanaf 8 augustus 2019 tot 18 oktober 2022. Uit de gegevens van het DALI-systeem volgt dat er gedurende deze periode dertien voltooide cycli zijn geweest die wijzen op dertien voltooide oogsten gelet op hun duur, frequentie en patroon. Gelet hierop gaat de rechtbank er vanuit dat er 13 voltooide oogsten zijn geweest.
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt daarom geschat op € 1.027.914,94 (€ 79.070,38 x 13 oogsten).
Betrokkenheid van mededaders
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat van een pondsgewijze verdeling geen sprake kan zijn, omdat niet is gebleken van de betrokkenheid van mededaders. In het vonnis van 28 januari 2025 heeft de rechtbank de verklaring van betrokkene over het bestaan van mededaders ongeloofwaardig geacht, omdat het dossier hier geen enkel aanknopingspunt voor bevat. Nu enkel betrokkene als teler van de hennep is aangemerkt, is het betrokkene die het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten en ziet de rechtbank geen reden om het bedrag te verdelen.
4.2
Vaststelling ontnemingsbedrag
Door de verdediging is geen draagkrachtverweer gevoerd. De rechtbank ziet ook verder geen omstandigheden op basis waarvan het vast te stellen ontnemingsbedrag gematigd zou moeten worden. De rechtbank zal het terug te betalen bedrag daarom vaststellen op een bedrag van € 1.027.914,94.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 1.027.914,94;
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 1.027.914,94, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. V.M. Schotanus en mr. R.T. Poort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 januari 2025.
Mr. R.T. Poort en mr. V.M. Schotanus zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.