ECLI:NL:RBZWB:2025:416

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
02-268043-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten met vrijspraak van andere tenlastegelegde feiten

Op 28 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 736 hennepplanten, maar heeft haar vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder het telen van hennepplanten, diefstal van elektriciteit, en het voorhanden hebben van kogelpatronen en pepperspray. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze andere feiten. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 180 uur. De rechtbank hield rekening met de lange periode waarin de hennepkwekerij actief was en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 januari 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel op de hoogte was van de hennepkwekerij, maar niet actief betrokken was bij de teelt. De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-268043-22
vonnis van de meervoudige kamer van 28 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1961 te [geboorteplaats]
wonende te [straat] [huisnummer 1] , [plaats]
raadsman mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De zaak van verdachte is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen de [de medeverdachte] (02-267853-22).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het:
feit 1: opzettelijk telen dan wel aanwezig hebben van 736 hennepplanten;
feit 2: wegnemen van elektriciteit die toebehoorde aan Enexis Netbeheer B.V.;
feit 3: opzettelijk aanwezig hebben van 5018 gram henneptoppen;
feit 4: voorhanden hebben van 28 kogelpatronen;
feit 5: voorhanden hebben van pepperspray.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 gaat de officier van justitie ervan uit dat verdachte zich samen met haar echtgenoot, [de medeverdachte] , schuldig heeft gemaakt aan de hennepteelt. Verdachte was de eigenaresse tevens bewoonster van het perceel waarop een hennepkwekerij met twee kweekruimtes is aangetroffen. Eén van de kweekruimtes is zelfs in de woning aangetroffen. Verdachte heeft over de hennepkwekerij geen ontzenuwende verklaring afgelegd.
De officier van justitie komt ook tot een bewezenverklaring van feit 2, omdat het een algemene ervaringsregel is dat bij een hennepkwekerij elektriciteit wordt gestolen.
De henneptoppen zijn aangetroffen in een slaapkamer van de woning waar bovendien schoenen van verdachte stonden. Hierover heeft verdachte ook geen aannemelijke verklaring afgelegd.
Ten aanzien van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten verzoekt de officier van justitie de rechtbank om haar daarvan vrij te spreken, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van kogelpatronen en pepperspray in haar woning.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) wat moet leiden tot bewijsuitsluiting en vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten. De machtiging tot binnentreden is afgegeven op een moment dat er nog geen redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet bestond. Enkel de positieve Codam-meting en de meterkastcontroles bij de buren zijn hiervoor onvoldoende. Subsidiair moet verdachte integraal worden vrijgesproken van feit 1 en 2, omdat verdachte geen strafbare betrokkenheid heeft bij de hennepkwekerij of de diefstal van stroom. De enkele wetenschap van de hennepkwekerijen is hiervoor onvoldoende en het dossier bevat geen aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte op een andere wijze.
Voor de feiten 3, 4 en 5 ontbreekt het bewijs dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de goederen in de woning. Ook van deze feiten dient verdachte integraal te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
Vast staat dat op 18 oktober 2022 bij het betreden van de woning aan de [straat] [huisnummer 1] te [plaats] onder de keuken een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Na telling bleken er 327 hennepplanten te staan. Vervolgens is de woning doorzocht. In een slaapkamer op de eerste verdieping zijn meerdere strijkzakken aangetroffen met daarin in totaal 5018 gram henneptoppen. Ook zijn in de woning meerdere kogelpatronen en een flesje pepperspray aangetroffen. Door de fraude-inspecteur van Enexis is vastgesteld dat er sprake was van diefstal van stroom door middel van een extra aangelegde stroomkabel. Na onderzoek aan die stroomkabel bleek dat er nog een tweede hennepkwekerij op het perceel aanwezig moest zijn. Onder het tuinhuis is vervolgens deze tweede hennepkwekerij aangetroffen. Na telling bleken daar 409 hennepplanten te staan.
Onherstelbaar vormverzuim?
Tussen 1 en 4 juli 2022 is er een Codam-meting verricht op het netwerk waarop de adressen [straat] [huisnummer 2] tot en met [huisnummer 3] zijn aangesloten. Uit deze meting bleek dat het elektriciteitsverbruik op dit netwerk het reguliere huishoudelijk verbruik oversteeg. Voorafgaand aan het afgeven van de machtiging tot binnentreden voor de [straat] [huisnummer 1] zijn de overige op het netwerk aangesloten adressen met toestemming van de bewoners binnengetreden en gecontroleerd. Op deze adressen zijn geen hennepkwekerijen aangetroffen. Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft de hulpofficier van justitie op 18 oktober 2022 een machtiging tot binnentreden afgegeven.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de informatie op het moment van het afgeven van de machtiging tot binnentreden, summier was. Echter, tussen het moment van het afgeven van de machtiging tot binnentreden en het daadwerkelijke binnentreden is er door de politie nader onderzoek verricht en is de informatie aangevuld. Zo is er voorafgaand aan het binnentreden van de woning een positieve warmtemeting verricht en is er door [de verbalisant] een hennepgeur waargenomen bij de woning. Door deze onderzoekshandelingen werd duidelijk dat de hennepkwekerij in of rondom de woning van verdachte moest zijn gesitueerd en konden de andere woningen worden uitgesloten. Indien er al sprake zou zijn van een vormverzuim, kan naar aanleiding van de aanvullende bevindingen niet worden gesteld dat verdachte hierdoor enig nadeel heeft ondervonden. Op het moment van het effectueren van de machtiging tot binnentreden was er immers voldoende relevante informatie voorhanden op basis waarvan kon worden gesproken van een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet en zou in ieder geval rechtmatig een machtiging tot binnentreden van de woning zijn afgegeven. Er is daarom geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Feit 1 – (medeplegen van) telen dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van hennep
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte kan worden aangemerkt als teler. Om tot een bewezenverklaring van het (medeplegen van het) telen van hennep te komen moet worden bewezen dat de verdachte daaraan een actieve bijdrage heeft geleverd. Uit het dossier blijkt op geen enkele wijze welke rol verdachte zou hebben gehad bij de hennepteelt. [de medeverdachte] heeft verklaard dat hij verantwoordelijk is voor het (laten) plaatsen van de kwekerijen en dat verdachte zich niet heeft bemoeid met de kwekerijen, maar wel wist van de aanwezigheid daarvan. Verdachte heeft dit ter zitting erkend. Buiten haar wetenschap omtrent het bestaan van de kwekerijen is van enige actieve betrokkenheid bij de teelt niet gebleken. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het (medeplegen van het) telen van de hennep.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte de hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad. Hoewel de omstandigheden als hiervoor omschreven onvoldoende zijn voor het (medeplegen van het) telen van hennep, zijn deze wel voldoende voor een bewezenverklaring van het door verdachte opzettelijk medeplegen van het aanwezig hebben van de hennep. Het opzettelijk aanwezig hebben betreft immers een passieve gedraging, waarvoor het voldoende is dat de verdachte ondanks haar wetenschap en beschikkingsmacht geen einde heeft gemaakt aan de situatie. Vast staat dat verdachte samen met haar echtgenoot wist van de aanwezigheid van de hennepplanten in de woning en het tuinhuis. Verdachte bekent op de hoogte te zijn geweest van de aanwezigheid van de hennepplanten. Zij had deze ook in haar machtssfeer.
De hennepkwekerij was immers gevestigd op haar perceel en deels zelfs in een ruimte onder de keuken van haar woning. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat zij zich op geen enkele wijze heeft gedistantieerd van de situatie en ook niet heeft geprobeerd hier een einde aan te maken, terwijl dit wel van haar had mogen worden verwacht. Anders dan in de door de verdediging aangehaalde jurisprudentie was er ten tijde van de feiten geen sprake van de zorg voor thuiswonende minderjarige (klein)kinderen of andere omstandigheden die maken dat haar het aanwezig hebben van de hennepplanten niet kan worden aangerekend. Bovendien was er volgens verdachte een grote hoeveelheid contant geld voorhanden waarover zij vrijelijk kon beschikken, waardoor niets haar belette zich te onttrekken aan de situatie. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte samen met haar echtgenoot de 736 hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Feit 2 – (medeplegen) diefstal van elektriciteit
Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit. Niet is gebleken dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het wegnemen van de elektriciteit of hiervan op de hoogte is geweest. Het enkele gegeven dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij een hennepkwekerij elektriciteit wordt weggenomen is hiervoor onvoldoende. Daarom volgt vrijspraak voor dit feit.
Feiten 3, 4 en 5 – (medeplegen) opzettelijk aanwezig hebben van henneptoppen en (medeplegen) voorhanden hebben van kogelpatronen en pepperspray
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de henneptoppen, kogelpatronen en pepperspray. Verdachte zal daarom van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 18 oktober 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad, 736 hennepplanten zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder feit 1 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 op te leggen een taakstraf voor de duur van 200 uur te vervangen door 100 dagen hechtenis. Daarnaast vordert de officier van justitie een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn met ruim drie maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het verzoek tot integrale vrijspraak is er door de verdediging geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 736 hennepplanten. Deze planten bevonden zich in twee hennepkwekerijen op het perceel waar verdachte woonde. Uit het dossier is gebleken dat die hennepkwekerijen ruim drie jaar actief waren. Gedurende deze periode hebben er dertien voltooide oogsten plaatsgevonden, hetgeen door het nalaten van verdachte om in te grijpen heeft kunnen plaatsvinden. Het kweken van hennep, zeker in een omvang als waar hiervan sprake is, is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Ook softdrugs kunnen leiden tot gezondheidsschade.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 28 november 2024. Hieruit blijkt dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De straf
De rechtbank neemt bij de strafoplegging de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) als uitgangspunt. Daarin staat dat bij een kwekerij van 500 tot 1000 planten een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden passend en geboden is. De rechtbank neemt in strafvermeerderende zin mee dat sprake is van medeplegen, maar houdt in strafverminderende zin rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank acht een taakstraf van 180 uur te vervangen door 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar passend en geboden voor het bewezenverklaarde feit. De rechtbank komt daarbij tot een lagere straf dan geëist, gelet op het gegeven dat verdachte van meer feiten wordt vrijgesproken, dan waarvan de officier van justitie bij zijn eis is uitgegaan.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V. vordert een schadevergoeding van € 104.510,03 voor feit 2. Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder feit 1 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V. in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. V.M. Schotanus en mr. R.T. Poort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 januari 2025.
Mr. R.T. Poort en mr. V.M. Schotanus zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
Zij op of omstreeks 18 oktober 2022 te [plaats] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in de uitoefening van een beroep of bedrijf
opzettelijk
heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
736 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 3 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2
Zij in of omstreeks de periode van 8 augustus 2019 tot en met 18 oktober 2022 te
[plaats] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
toebehoorde aan Enexis Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander dan verdachte
en/of zijn mededaders toebehoorden heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben
gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
Zij op of omstreeks 18 oktober 2022 te [plaats] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad 5018 gram henneptoppen, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
4
Zij op of omstreeks 18 oktober 2022 te [plaats] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
28 kogelpatronen,voorhanden heeft gehad.
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
5
Zij of op omstreeks 18 oktober 2022 te [plaats] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie,
te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen
met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke
stoffen voorhanden heeft gehad.
( art 31 lid 1 Wet wapens en munitie )