Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden 4 km per uur harder dan toegestaan op de N59 Rijksweg te Oosterland op 9 oktober 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 14 mei 2025 was betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.S. de Meer.
Betrokkene voerde in zijn beroepschrift aan dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd en heeft bewijsstukken, waaronder een huurcontract en een ID-bewijs van de huurder, overgelegd. De kantonrechter heeft overwogen dat betrokkene de zekerheidstelling van € 35,- niet had betaald, maar heeft hem op dit punt het voordeel van de twijfel gegeven en de zekerheid op nihil gesteld. Inhoudelijk heeft de kantonrechter vastgesteld dat de gedraging weliswaar had plaatsgevonden, maar dat betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat hij als kentekenhouder ontheffing van aansprakelijkheid kan claimen op basis van artikel 8 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).
Hierdoor is de kantonrechter tot de conclusie gekomen dat de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep is gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd zijn vernietigd. Betrokkene heeft recht op terugbetaling van de betaalde zekerheid door de officier van justitie. Deze uitspraak is definitief, er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.