Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen, zoals aangegeven door bord C12. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 14 mei 2025 heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was, omdat het verkeersbord moeilijk zichtbaar was vanuit zijn voertuig. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. C.S. de Meer, heeft echter betoogd dat de verbalisant een verkeerde feitcode had gebruikt, wat de basis vormde voor de opgelegde boete. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd niet kon worden bewezen, omdat de feitcode onjuist was. Hierdoor is de boete ten onrechte opgelegd. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en bepaald dat het betaalde bedrag van € 119,- aan betrokkene moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.