Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Veemarktstraat in Breda op 29 juli 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 29 april 2025 is de zaak behandeld. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De gemachtigde van betrokkene heeft aangevoerd dat er een vrijstelling was afgegeven voor het voertuig, die ook geldig was in het voetgangersgebied van Breda. Daarnaast werd er geklaagd over de problemen die ontstaan door het automatisch opleggen van boetes door camera's.
De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De rechter was van mening dat er soepeler met ontheffingen om dient te worden gegaan, vooral wanneer boetes door een geautomatiseerd systeem worden opgelegd. Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, de beschikking van de officier van justitie en de boete vernietigd, en bepaald dat het betaalde bedrag van € 159,- aan betrokkene moet worden terugbetaald. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.