Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Backer en Ruebweg te Breda op 15 april 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 29 april 2025 heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden, omdat betrokkene een carkit in de auto had en zijn telefoon niet in de hand had. Betrokkene heeft ook verklaard dat hij niet staande is gehouden door de agent die de boete heeft opgelegd, wat het moeilijk maakt om te bewijzen dat hij geen telefoon vasthield. De agent had geen mogelijkheid om betrokkene staande te houden, wat de situatie verder compliceert.
De kantonrechter heeft overwogen dat er onvoldoende bewijs is dat de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene heeft consistent verklaard geen mobiele telefoon te hebben vastgehouden en heeft recht op het voordeel van de twijfel. De kantonrechter heeft daarom de boete ten onrechte opgelegd geacht en het beroep gegrond verklaard. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd, zijn vernietigd. De officier van justitie is opgedragen het bedrag van € 234,- dat betrokkene als zekerheid heeft betaald, terug te betalen.