ECLI:NL:RBZWB:2025:405

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
24/775 en 24/1648
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep en terugwijzing inzake verzoek om ambtshalve vermindering van aanslagen IB/PVV

Op 27 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met zaaknummers BRE 24/775 en 24/1648. De rechtbank beoordeelt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de inspecteur van de belastingdienst van 24 november 2023. Het betreft een bezwaar tegen de aanslag IB/PVV voor de jaren 2020 en 2021. Belanghebbende heeft in beroep de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag voor het jaar 2020 aangevochten. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende niet tijdig heeft gereageerd op de uitnodiging om op de zitting te verschijnen en dat het beroepschrift te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van beroep eindigde op 5 januari 2024, maar het beroepschrift is pas op 6 januari 2024 ingediend. De rechtbank concludeert dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn omdat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De rechtbank draagt de inspecteur op om het beroepschrift van belanghebbende als bezwaarschrift in behandeling te nemen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/775 en 24/1648

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de inspecteur van 24 november 2023:
  • op het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2020 alsmede de in hetzelfde geschift vervatte beslissing van de inspecteur om de aanslag IB/PVV voor het jaar 2020 niet ambtshalve te verminderen (BRE 24/775) ;
  • op het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2021 (BRE 24/1648).
1.1.
Voor zover belanghebbende in beroep opkomt tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2020, vat de rechtbank dit beroep op als een bezwaarschrift (zie 2.).
1.2.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2024 op zitting behandeld. Namens de inspecteur hebben hieraan deelgenomen: mr. drs. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
1.4.
Namens belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niemand verschenen. De griffier heeft op 10 september 2024 in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Van de plaatsing van dit bericht is op dezelfde datum een notificatie aan belanghebbende verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Daarom neemt de rechtbank aan dat belanghebbende dit bericht op 10 september 2024 heeft ontvangen. [1] De rechtbank stelt daarmee vast dat belanghebbende correct en op de juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd.
1.5.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank de behandeling van de beroepen aangehouden. De rechtbank heeft belanghebbende op 25 november 2024 een bericht gestuurd. Belanghebbende wordt daarin gevraagd om te reageren op de overschrijding van de beroepstermijn. Verder wordt daarin aan belanghebbende voorgelegd dat tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2020 eerst bezwaar dient te worden gemaakt [2] en wordt zij gewezen op de mogelijkheid van rechtstreeks beroep [3] daartegen bij de rechtbank. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken te reageren op het bericht van de rechtbank.
1.6.
Belanghebbende heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd op het bericht van de rechtbank van 25 november 2024. De rechtbank heeft daarom bij brief van 23 december 2024 het onderzoek gesloten en een uitspraak aangekondigd binnen 6 weken.

Beoordeling door de rechtbank

Vooraf: Afwijzing verzoek om ambtshalve vermindering (BRE 24/775)
2. Voor zover belanghebbendes beroep geacht moet worden te zijn gericht tegen de afwijzing door de inspecteur van het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2020 geldt het volgende. Voordat beroep kan worden ingesteld, moet eerst bezwaar gemaakt worden. [4] De rechtbank moet het beroepschrift, ingekomen bij de rechtbank op 6 januari 2024, doorzenden naar de inspecteur om in behandeling te nemen als bezwaarschrift tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2020. [5] Omdat het beroepschrift al in het bezit is van de inspecteur zal de rechtbank hem dit stuk niet opnieuw toesturen, maar volstaan met deze mededeling. Aan een inhoudelijke beoordeling komt de rechtbank daarom niet toe.
Ontvankelijkheid overige beroepen
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van 24 november 2023 (zie 1.) niet-ontvankelijk zijn omdat deze te laat zijn ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
4. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen.
4.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
4.2.
De inspecteur heeft op 24 november 2023 uitspraken op bezwaar gedaan. De termijn voor het indienen van beroep eindigde op 5 januari 2024. Het beroepschrift van belanghebbende is op 6 januari 2024 digitaal ingediend. Dat is buiten de zes-wekentermijn. Belanghebbende heeft – na daartoe in de gelegenheid gesteld (1.5) – geen redenen aangevoerd voor de termijnoverschrijding. Van een verschoonbare termijnoverschrijding zoals bedoeld in artikel 6:11 (Awb) is dan ook niet gebleken. De rechtbank verklaart de beroepen daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van 24 november 2023 zijn niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaken niet inhoudelijk. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten. Voor zover het beroepschrift is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2020 draagt de rechtbank de inspecteur op om dat als bezwaarschrift in behandeling te nemen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van 24 november 2023 niet-ontvankelijk.
  • draagt de inspecteur op om het beroepschrift van 6 januari 2024 in behandeling te nemen als een bezwaarschrift tegen de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2020.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier op 27 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Gelet op artikel 8:36c, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 9:6 vijfde lid van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001).
3.Artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Artikel 7:1, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 6:15 van de Awb.
6.Artikel 6:11 van de Awb.