Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 februari 2025 levensmiddelen heeft gestolen bij Albert Heijn in Middelburg. De verdachte, geboren in 1976 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg. Tijdens de zitting op 19 juni 2025 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw, mr. S. van Steenberge, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. E.A. Kool, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat meerdere eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten vertoonde. De reclassering heeft aangegeven dat de verdachte problemen ervaart op verschillende leefgebieden en dat het risico op recidive hoog is. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de veiligheid van personen en goederen te waarborgen, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen, omdat de rechtbank het niet opportuun achtte om deze toe te wijzen in het licht van de op te leggen maatregel.