ECLI:NL:RBZWB:2025:401

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
23/10273
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoeken om ambtshalve vermindering van belastingaanslagen en boetes

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 januari 2025, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen de afwijzing van verzoeken om ambtshalve vermindering van belastingaanslagen en bijbehorende boetes door de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, omdat de verzoeken om vermindering te laat waren ingediend. De belanghebbende had aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2014 en 2015 ontvangen, maar had geen tijdige aangifte gedaan. De inspecteur had de verzoeken om ambtshalve vermindering afgewezen op basis van termijnoverschrijding, en de rechtbank oordeelde dat deze afwijzing terecht was. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/10273 tot en met 23/10276

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van 14 september 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdragen voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd (de aanslagen). Gelijktijdig heeft de inspecteur de volgende bedragen belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikkingen) en de volgende verzuimboetes opgelegd (de boetebeschikkingen).
Jaar
Soort
Belastbaar inkomen uit werk en woning
Voordeel uit sparen en beleggen
Verzuimboete
Belastingrente
2014
IB/PVV
€ 15.000
€ 111
€ 344
€ 90
2015
IB/PVV
€ 25.907
€ 56
€ 369
€ 77
Jaar
Soort
Bijdrage-inkomen Zvw
Bijdrage Zvw
Belastingrente
2014
Zvw
€ 15.000
€ 810
€ 35
2015
Zvw
€ 15.000
€ 727
€ 23
1.2.
De inspecteur heeft de bezwaren tegen de afwijzingen van de verzoeken om ambtshalve vermindering afgewezen. Hiertegen heeft belanghebbende beroepen ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, bijgestaan door [naam] en namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur belanghebbendes verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslagen terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van belanghebbende, de beroepsgronden.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende is voor de jaren 2014 en 2015 uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte IB/PVV. Belanghebbende heeft geen aangifte gedaan voor beide jaren.
3.1.
De inspecteur heeft de aanslagen en de bijbehorende boete- en belastingrentebeschikkingen met dagtekening 24 juni 2016 (belastingjaar 2014) en 8 maart 2017 (belastingjaar 2015) vastgesteld (zie 1.1).
3.2.
Op 23 september 2016 (belastingjaar 2014) en op 8 oktober 2017 (belastingjaar 2015) heeft belanghebbende aangiften IB/PVV gedaan. Op diezelfde data heeft hij (digitaal) bezwaren ingediend tegen de aanslagen.
3.3.
De inspecteur heeft de aangiften voor de onderhavige jaren aangemerkt als bezwaren tegen de (ambtshalve) aanslagen en heeft deze bij uitspraken op bezwaar van
18 augustus 2017 (belastingjaar 2014) en 6 april 2018 (belastingjaar 2015) niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Daarbij heeft de inspecteur de bezwaren in behandeling genomen als verzoeken om ambtshalve vermindering en heeft deze afgewezen.
3.4.
Op 27 juni 2023 heeft belanghebbende verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslagen. De inspecteur heeft de verzoeken afgewezen bij beslissing van 18 juli 2023.
3.5.
Vervolgens heeft belanghebbende hiertegen bezwaren ingediend op
1 augustus 2023.
3.6.
Met dagtekening 6 september 2023 heeft de inspecteur aangekondigd dat hij voornemens is om de bezwaren af te wijzen.
3.7.
Op 12 september 2023 heeft belanghebbende een brief gestuurd aan de inspecteur, waarin hij aangeeft dat de aangifte IB/PVV 2014 tijdig is ingediend en hij gedurende die periode met veel financiële problemen te maken had. Ter onderbouwing heeft hij (onder meer) brieven van ‘BLG Wonen’, een leningsovereenkomst, financieel jaaroverzichten alsmede diverse bankafschriften overgelegd.
3.8.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende van 1 augustus 2023 tegen de afgewezen verzoeken om ambtshalve vermindering met dagtekening 14 september 2023 ongegrond verklaard.

Overwegingen

Verzoeken om ambtshalve vermindering
3.9.
De inspecteur kan een te hoog vastgestelde belastingaanslag ambtshalve verminderen, tenzij vijf jaren zijn verlopen na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft. [1]
3.10.
De vijfjaarstermijn eindigde op 31 december 2019 (voor het jaar 2014) en op
31 december 2020 (voor het jaar 2015). De verzoeken bij brief van 27 juni 2023 zijn dus te laat ingediend. Als uitgangspunt heeft dan te gelden dat de inspecteur de verzoeken terecht heeft afgewezen. Dat is slechts anders indien de overschrijding van de vijfjaarstermijn ‘verschoonbaar’ is. [2]
3.11.
Een termijnoverschrijding is verschoonbaar indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het verzoek om ambtshalve vermindering in verzuim is geweest.
3.12.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd niet dat hij de verzoeken niet redelijkerwijs eerder had kunnen indienen. Ter zitting heeft belanghebbende aangevoerd dat zijn accountant niet (tijdig) heeft gereageerd op de brieven van de inspecteur. De rechtbank constateert echter dat uit de stukken niet volgt dat belanghebbende contact heeft gehad met zijn accountant over het sturen van de verzoeken om ambtshalve vermindering. Ook is onduidelijk voor welke periode(n) belanghebbende een accountant had. Belanghebbende heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk was om tijdig verzoeken om ambtshalve vermindering in te dienen.
3.13.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslagen, de boete- en belastingrentebeschikkingen.

Conclusie en gevolgen

4. De inspecteur heeft de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht afgewezen. Dat betekent dat de beroepen ongegrond zijn.
4.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Ook krijgt belanghebbende het door hem betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Damen, griffier, op 27 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) en artikel 45aa van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (UR IB 2001).
2.Artikel 60 van de AWR in samenhang met artikel 6:11 van de Awb.