Op 6 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen drs. [belanghebbende] en de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 juni 2022, waarbij belanghebbende € 267 aan motorrijtuigenbelasting had voldaan voor de periode van 16 januari 2022 tot en met 15 april 2022. De inspecteur verklaarde het bezwaar van belanghebbende ongegrond, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank heeft op 28 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende aanwezig was, evenals de inspecteur vertegenwoordigd door mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2]. De rechtbank beoordeelde of belanghebbende in aanmerking kwam voor een vermindering van het tarief van de motorrijtuigenbelasting op basis van de CO2-uitstoot van zijn auto, een Mercedes-Benz, die geregistreerd stond op 53 gram per kilometer. Belanghebbende stelde dat de CO2-uitstoot 49 gram per kilometer was, en dat hij daarom recht had op het halftarief.
De rechtbank concludeerde dat belanghebbende niet in aanmerking kwam voor de vermindering, omdat de geregistreerde CO2-uitstoot in het kentekenregister correct was. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de auto een lagere uitstoot had dan geregistreerd, en dat de inspecteur aan zijn bewijslast had voldaan. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen griffierecht of proceskosten vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte registratie van CO2-uitstoot en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel in belastingzaken. De rechtbank stelde vast dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zijn situatie gelijk was aan die van andere houders van vergelijkbare voertuigen, en dat de inspecteur de juiste procedure had gevolgd.