ECLI:NL:RBZWB:2025:4

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
AWB-24_365
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen gemeente Tilburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 3 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 26 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, een twee-onder-een-kapwoning, vastgesteld op € 390.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt het beroep van de belanghebbende, die stelt dat de taxatiematrix in beroep voldoende aannemelijk maakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld en dat de heffingsambtenaar artikel 40 van de Wet WOZ heeft geschonden.

De rechtbank concludeert dat het beroep van de belanghebbende niet slaagt. De rechtbank legt uit dat de goede procesorde niet is geschonden, ondanks de late indiening van het verweerschrift door de heffingsambtenaar. De rechtbank stelt vast dat de waarde van de woning van de belanghebbende niet te hoog is vastgesteld en dat de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023 gehandhaafd blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/365

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] , verbonden aan [bedrijf] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 22 november 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 26 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 390.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende onder andere de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Tilburg voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: gemachtigde van belanghebbende, [naam 1] . Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [naam 2] en [taxateur] , taxateur.

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een twee-onder-een-kapwoning (bouwjaar 1994) met een oppervlakte van 130 m² exclusief aanbouw (15 m²), overkapping (24 m²) en tuinhuis (8 m²) op een perceel van 189 m².

Beoordeling door de rechtbank

3. Belanghebbende stelt dat de taxatiematrix in beroep voldoende aannemelijk maakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Het geschil beperkt zich tot de vraag of belanghebbende noodgedwongen in beroep moest gaan en de heffingsambtenaar artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ heeft geschonden.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Artikel 40 Wet WOZ
4. Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar artikel 40 van de Wet WOZ in de beroepsfase heeft geschonden. Door het laat, maar wel tijdig, indienen van het verweerschrift met aanpassing van de geïndexeerde verkoopprijzen van de referentiewoningen, wordt volgens belanghebbende de goede procesorde geschonden doordat pas in dat late stadium de informatie bekend wordt waardoor belanghebbende overtuigd is geraakt van de juistheid van de waarde-berekening. In de beroepsfase is namelijk bij de waardering van de referentiewoningen geïndexeerd vanaf de koopdatum, terwijl in de bezwaarfase is uitgegaan van de leveringsdatum. Tussen partijen is niet in geschil dat [adres 2] het beste vergelijkingsobject is. Aan dat object is in de beroepsfase een geïndexeerde waarde per de waardepeildatum toegekend van € 442.500 (geïndexeerd vanaf datum juridische levering) tegenover € 387.526 in de bezwaarfase (geïndexeerd vanaf datum koopovereenkomst). De geïndexeerde waarde in de taxatieverslag-matrix (bezwaarfase) gaf de indruk dat de waarde van de woning van belanghebbende te hoog was, terwijl de geïndexeerde waarde in de matrix in beroep van € 442.500 aannemelijk maakt dat niet zo is. Belanghebbende is daarom op het verkeerde been gezet, zo luidt de stelling.
4.1.
De heffingsambtenaar stelt dat in de bezwaarfase nog geen verkoopdatum van de referentiewoningen beschikbaar was. In de beroepsfase worden de verkoopprijzen opnieuw geanalyseerd op basis van cijfers van het CBS en het kadaster.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 40 Wet WOZ is bedoeld om bij te dragen aan een goede procesorde. De goede procesorde is in dit geval niet geschonden. Indien belanghebbende zou worden gevolgd in zijn denktrant en de (onjuist) geïndexeerde verkoopprijs van [adres 2] gevolgd zou worden, dan kan daaraan niet de conclusie worden verbonden dat belanghebbende op het verkeerde been is gezet. Immers, de prijs per vierkante meter voor [adres 2] die uit de taxatieverslag-matrix volgt is € 1.888,49 terwijl de prijs per vierkante meter voor de woning van belanghebbende in de taxatieverslag-matrix € 1.886,27 bedraagt. De stelling overtuigt niet en wordt verworpen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 3 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.