ECLI:NL:RBZWB:2025:3978

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
02-325807-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte betrokken bij drugslaboratorium en productie van metamfetamine en BMK

In de strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een drugslaboratorium, heeft de rechtbank op 26 juni 2025 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van het produceren van ongeveer 20 gram metamfetamine en 4,3 kilogram metamfetaminetartraat, evenals het voorbereiden van de productie van BMK en metamfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen deze stoffen heeft vervaardigd en voorbereidingen heeft getroffen voor grootschalige productie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zittingen van 13 en 14 mei 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waaronder de risico's van de chemische processen en de impact op de samenleving. De verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven en zijn verklaring werd als ongeloofwaardig beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-325807-23
vonnis van de meervoudige kamer van 26 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 13 en 14 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 26 juni 2025 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:samen met anderen ongeveer 20 gram metamfetamine en 4,3 kilogram metamfetaminetartraat heeft geproduceerd dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2:samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht gericht op de productie van BMK en metamfetamine.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 en 2 heeft gepleegd, waarbij volgens hem sprake is van medeplegen. Voor het uitgebreide standpunt wordt verwezen naar het ter zitting overgelegde schriftelijke requisitoir.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Er ligt te weinig bewijs om te kunnen stellen dat verdachte betrokken is geweest bij het drugslab aan de [adres] , zodat vrijspraak moet volgen van beide feiten.
Voor het uitgebreide standpunt van de verdediging wordt verwezen naar de ter zitting overgelegde schriftelijke pleitnotities.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleiding
Op 9 augustus 2023 is [medeverdachte 1] door de politie aangehouden voor het bezit van een blok hasj. In de door hem bestuurde personenauto werden naast de hasj onder meer een veiligheidsbril, lege flessen bio-ethanol en een tweetal Samsung telefoons aangetroffen. Er lagen tevens meerdere kledingstukken en schoenen in de auto, die volgens de betrokken verbalisanten sterk naar anijs roken. Een dergelijke geur is bij verbalisanten ambtshalve bekend als geur die in een drugslaboratorium hangt waar synthetische drugs worden vervaardigd. Ook werd een autosleutel van een Volkswagen met het [kenteken] gevonden.
Op één van de Samsung-telefoons werd een filmpje, gemaakt op 18 juli 2023, aangetroffen. Hierop is een loods met een in werking zijnd drugslaboratorium te zien, evenals een ruimte met een raam waarop een doek of poster is bevestigd met de tekst ‘ [B.V. 1] ’ (in spiegelbeeld). Een bedrijf met deze benaming bleek te zijn gevestigd aan de [adres] .
Op 10 augustus 2023 vond een doorzoeking plaats in het bedrijfspand aan de [adres] . Daarin werd een professioneel operationeel drugslab aangetroffen voor de productie van BMK en metamfetamine. Het lab was opgesplitst in verschillende ruimten waar drugsgerelateerde goederen, zoals laboratoriumbenodigdheden, chemicaliën, afvalstoffen en eindproducten aanwezig waren. In de centrifugeruimte bevond zich circa 20 gram metamfetamine en in totaal circa 4,3 kg pasta, zijnde metamfetaminetartraat. Deze centrifugeruimte en ook de vries- en koelruimten waren nog in opbouw. Vanuit de opslag/leefruimte in het lab was een doorgang of luik naar de naastgelegen hallen, waar onder meer valmatten en opblaasbare speeltoestellen lagen opgeslagen. In de vanuit het lab direct en vrij toegankelijke ruimte stonden tevens een aantal zeecontainers. In één van die containers stonden een grote en kostbare partij pre-precursoren, chemicaliën en verpakkingen welke in relatie staan tot de activiteiten in het aangetroffen laboratorium. Weliswaar was de metamfetamine productie al op kleine schaal in gang gezet, maar de aanwezige apparatuur en de grote hoeveelheden chemicaliën wijzen op een aanzienlijke vergroting van de capaciteit en productie. In totaal was er 526 liter BMK geproduceerd, die grotendeels in voormelde container werd bewaard.
In het lab werd [medeverdachte 2] aangetroffen en aangehouden.
Het deel in het pand aan de [adres] waar het lab was ingericht, werd gehuurd door [B.V. 2] Per 19 mei 2023 was dit deel onderverhuurd aan [naam] . De enig aandeelhouder van de bedrijven [B.V. 2] en [B.V. 1] is [B.V. 3] , waarvan [medeverdachte 3] de eigenaar is.
De betrokkenheid van verdachte bij het lab
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte betrokken is geweest bij dit drugslab. Zij heeft daarvoor aan de hand van de opgenomen bewijsmiddelen het navolgende in aanmerking genomen.
In de opslag/leefruimte bij het lab was onder meer een zithoek, kennelijk voor de labmedewerkers, gecreëerd. Aan de wand bij deze zithoek hingen vier volgelaatsmaskers. Het DNA op één van deze maskers matcht met het DNA van verdachte. Op de werktafel in het lab lag een paar zwarte werkhandschoenen. Op de binnenzijde van de linkerhandschoen van dit paar is DNA van zowel verdachte als van [medeverdachte 1] aangetroffen. Op andere plaatsen in het lab werden nog twee zwarte werkhandschoenen en twee gele chemiehandschoenen gevonden. Op deze vier handschoenen bevond zich eveneens DNA van verdachte. Daarnaast trof de politie een tablet op de tafel in de zithoek aan. Eén van de twee useraccounts in de tablet was van verdachte. In de tablet waren verder meerdere facturen aanwezig, waarop als afzender of contactpersoon de naam of het e-mailadres van verdachte was vermeld.
Er is sprake van een connectie tussen verdachte en [medeverdachte 1] . Deze volgt uit de contactlijst van een Samsung-telefoon van [medeverdachte 1] . Daarin is het [telefoonnummer] , dat van verdachte blijkt te zijn, opgeslagen als ‘ [bijnaam] ’ met de status ‘Friend’. Op 29 juni 2023 is er contact geweest. In een andere Samsung-telefoon van [medeverdachte 1] stond op het moment van doorzoeking van de auto op 9 augustus 2023 het verblijfadres van verdachte in de recente navigatiegegevens. Daarnaast is vastgesteld dat verdachte op 26 juni 2023 is aangehouden in een Volkswagen Caddy met [kenteken] , van welk voertuig [medeverdachte 1] op
9 augustus 2023 de sleutel bij zich had. In de tenlastegelegde periode werd deze Volkswagen Caddy regelmatig door [getuige] gezien op het terrein van de [adres] .
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft bij de politie en de rechter-commissaris steeds een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. In zijn gesprek met de reclassering op 19 november 2024 heeft hij voor het eerst elke betrokkenheid bij de delicten ontkend en een alternatief scenario geschetst. Hij is weliswaar op de locatie aan de [adres] geweest, maar hij was niet op de hoogte van de aanwezigheid van het lab. Ter zitting heeft hij dit scenario toegelicht. Hij heeft verklaard dat hij een schoonmaakbedrijf heeft en destijds de opdracht kreeg om “zwart” voor € 250,- een ruimte in het pand aan de [adres] schoon te spuiten met een hogedrukreiniger. Het ging om een ruimte met een roldeur en laaddock die, op een paar pallets na, compleet leeg was. De ruimte moest helemaal (zowel de vloer als de wanden) schoon. Met een busje van zijn neef was verdachte naar zijn klus gereden. Hij had niet gevraagd waarom hij daar moest schoonmaken. Hem was alleen verteld dat de klus te maken had met de uitbreiding van een lasergamehal. Verdachte zegt dat hij daar twee dagen vóór of na 26 juni 2023 was geweest, maar kan niet de precieze datum noemen. Van wie hij de opdracht heeft gekregen, verklaart hij niet. Hij wil geen namen noemen. De opdrachtgever was dezelfde persoon als van wie hij de voornoemde Volkswagen Caddy op 26 juni 2023 had geleend. Dat was om boodschappen voor zijn verjaardagfeest te doen. Verdachte maakt tijdens de werkzaamheden gebruik van verschillende soorten werkhandschoenen, kleine en lange, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. Als verdachte de auto uitpakt en alles klaarlegt heeft hij eerst de kleine handschoenen aan en als het water aan gaat de langere. Die handschoenen had hij zelf meegenomen en na de klus in het pand achter gelaten. Hij had een doosje met spullen/gereedschap meegenomen, maar was zijn gezichtsbescherming vergeten. Daarom werd door hem ter plaatse door de opdrachtgever een volgelaatsmasker aangereikt, dat hij vervolgens ook gebruikte en daar achterliet.
Tijdens een pauze van het werk wilde verdachte de opdrachtgever een bedrijfsplan tonen. Hij gebruikte daarvoor een tablet van de opdrachtgever, omdat het hem niet lukte om dit plan op zijn mobiele telefoon te openen. Verdachte logde in met zijn e-mail account op de tablet. Het openen van het bedrijfsplan ging een paar keer verkeerd, waardoor per ongeluk ook de facturen met zijn naam op de tablet werden geopend.
Verdachte zegt niet te weten hoe het kan dat zijn [telefoonnummer] met de status ‘Friend’ is opgeslagen in de telefoon van [medeverdachte 1] .
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter zitting op veel vragen van de rechtbank antwoord gegeven en een alternatief scenario geschetst in reactie op de aanwijzingen in het dossier die wijzen op zijn betrokkenheid bij het lab. Op essentiële punten waar hij antwoord zou kunnen en moeten geven blijft zijn verklaring evenwel vaag of stelt hij daar niets over te willen of kunnen zeggen, terwijl het op zijn weg had gelegen om dat wel te doen. Daardoor is het geschetste alternatieve scenario niet te verifiëren. Zo heeft verdachte niet aangegeven wie zijn opdrachtgever is geweest, hoe de klus tot stand is gekomen en wanneer precies en in welke ruimte in het gebouw hij de klus heeft uitgevoerd. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat hij contact had met [medeverdachte 1] , maar ook daarover heeft verdachte gezwegen. Tot op zekere hoogte heeft de rechtbank begrip voor het niet noemen van namen, maar dat neemt niet weg dat op een andere manier aan zijn verklaring handen en voeten gegeven had kunnen en moeten worden.
Daarnaast zijn de door verdachte geschetste omstandigheden afzonderlijk minst genomen opmerkelijk, maar tezamen naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk en zelfs ongeloofwaardig, in het geval – zoals verdachte aangeeft – er geen betrokkenheid zou zijn.
Verdachte heeft gezegd dat hij eenmalig rond 26 juni 2023 in het pand is geweest. Als die verklaring zou kloppen, betekent dit dat vijf van de door hem gebruikte handschoenen daar ruim twee maanden zouden zijn blijven liggen. Dit terwijl tussentijds in diezelfde of aangrenzende ruimte een grootschalig lab was opgezet. Nu het kennelijk geen latex wegwerphandschoenen betrof maar werkhandschoenen, is het überhaupt al bijzonder dat die na een dergelijke schoonmaakklus zouden zijn achtergelaten en niet zijn meegenomen als dat de eigen handschoenen van verdachte betroffen, zoals hij heeft verklaard. Dit geldt temeer nu het niet om één maar om vijf handschoenen ging.
Ook is het opmerkelijk dat de ruimte op een paar pallets na volledig leeg was, maar dat ter plaatse wél een drugsgerelateerd goed, namelijk een volgelaatsmasker, zou hebben gelegen, op het moment dat verdachte zijn gezichtsbescherming was vergeten. Verdachte heeft in dit verband niet verklaard waar zijn opdrachtgever het masker, evenals de tablet, ineens vandaan haalde in die lege ruimte. Het is overigens onwaarschijnlijk dat zo’n volgelaatsmasker, bedoeld voor werkzaamheden met chemische stoffen, wordt gebruikt bij een schoonmaakklus zoals door verdachte is omschreven.
Het verhaal rondom de tablet is eveneens onaannemelijk. Toevallig lukte het niet om het bedrijfsplan op de telefoon te openen en toevallig werd op de tablet niet één factuur maar werden meerdere facturen met de naam van verdachte geopend.
Uit een filmpje op één van de Samsung-telefoons die bij [medeverdachte 1] werd aangetroffen, volgt dat het drugslab op 31 mei 2023 al was ingericht, zodat er rond 26 juni 2023 geen sprake kan zijn geweest van een geheel lege ruimte.
De rechtbank vindt het voorts vooral onlogisch dat een ruimte, waar een drugslab wordt ingericht, helemaal moet worden schoon gespoten. Daar gaat de rechtbank niet in mee. Een drugslab is bij uitstek een plaats die alleen maar smeriger wordt.
De verdediging heeft betoogd dat al deze omstandigheden op toeval berusten. De rechtbank volgt de verdediging daar niet in. In dat verband weegt zij mee dat verdachte zijn verklaring pas op een laat moment in het proces naar voren heeft gebracht en die klaarblijkelijk heeft afgestemd op het bewijs dat er tegen hem ligt.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het relaas van verdachte niet opgaat in het licht van de gegeven feiten en omstandigheden die duiden op een actieve betrokkenheid van hem bij de tenlastegelegde feiten. Het DNA van verdachte op het masker en op meerdere werkhandschoenen, goederen die bij uitstek worden gebruikt in een drugslab, duidt in elk geval op een essentiële actieve rol bij het productieproces zelf. Zij acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ongeveer 20 gram metamfetamine en 4,3 kilogram metamfetaminetartraat heeft geproduceerd (feit 1) en dat hij voorbereidingshandelingen heeft verricht ten behoeve van de productie van BMK en metamfetamine (feit 2).
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waarin ligt besloten dat verdachte het opzet heeft gehad op zowel de samenwerking als op het gronddelict. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
Uit het dossier volgt dat voor beide feiten tevens het medeplegen kan worden bewezen. Meerdere mensen zijn bij het opzetten van het omvangrijke en professioneel ingerichte drugslab en de productie van de stoffen betrokken geweest, waarbij kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking. Het betreffen werkzaamheden die in de kern uit een gezamenlijke uitvoering bestaan.
Bij de bewezenverklaring wordt uitgegaan van de gehele ten laste gelegde periode, nu op de datum 26 juni 2023 verdachte in de Volkswagen Caddy werd gesignaleerd en de handschoenen, het masker en de tablet op 10 augustus 2023 in de opslag/leefruimte van het lab aanwezig waren.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:
in de periode van01 juni 2023 tot en met 10 augustus 2023 te Breda
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk
heeft bereid en bewerkt
- ongeveer 20 gram metamfetamine
- ongeveer 4,3 kilogram metamfetaminetartraat
, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:
hij in
de periode van01 juni 2023 tot en met 10 augustus 2023 te Breda
tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende
Benzylmethylketon (BMK) en/of Metamfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte
en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij en zijn mededaders
opzettelijk daartoe;
(onderde(e)l(en) van) een in werking zijnde productieopstelling, bedoeld
voor de productie van Benzylmethylketon (BMK) en/of Metamfetamine
en/of (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden
en/of hardware voorhanden gehad, waaronder:
één of meerdere gemodificeerde industriële reactieketel(s) met
roermotor en roerwerk, inhoud circa 1.000 liter en/of één of meerdere
gemodificeerde industriële reactieketel(s) met roermotor en roerwerk,
inhoud circa 2.050 liter en/of vacuümdestillatieopstelling bestaande uit
één of meerdere zelfbouw destillatieketel(s), destillatiebuis,
opvangtank(s) en vacuümpomp(en) en/of diverse geschakelde 1.000 liter
IBC’s, koolstoffilters en luchtafzuigers ten behoeve van het verwijderen
van dampen-geur en/of 3 gaswassers, industrieel ontwerp en/of 2
verwarmingsmantels met bijbehorend glaswerk, inhoud 20 en 50 liter
en/of 8 centrifuges en/of 2 vriezers en/of 15 metalen pannen in de maat
van 50 t/m 100 liter en/of diverse gasbranders en gasflessen en/of
vacuüm en vloeistofpompen en/of maatbekers, teilen, emmers e.d.;
(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden
gehad, waaronder (ongeveer):
BMK-glycidezuur en/of Natriumzout van BMK-glycidezuur en/of
Methylamine-methanol mengsel en/of Natriumboorhydride en/of
Kwik(II)chloride en/of Mierenzuur en/of Fosforzuur en/of Zoutzuur
en/of Wijnsteenzuur-L en/of Caustic Soda en/of Methanol en/of Aceton;
Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging, zijn telkens in de eerste regel van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde weggevallen ‘(in) de periode van’.
De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek van het voorarrest en een geldboete van
€ 20.000,--.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht mee te wegen dat verdachte een stabiel leven heeft, alsook een goede baan. Hij heeft weliswaar een relevant strafblad, maar dat gaat om een oud feit. De verdediging wijst erop dat de reclassering het recidiverisico als laag gemiddeld inschat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Verdachte is betrokken geweest bij het drugslaboratorium aan de [adres] . Samen met anderen heeft hij in dit lab ongeveer 20 gram metamfetamine en 4,3 kilogram metamfetaminetartraat vervaardigd en heeft hij voorbereidingen getroffen om op grote schaal BMK en metamfetamine te produceren. Dit zijn ernstige feiten.
Ondanks dat de exacte rol van verdachte onbekend is gebleven, kan wel kan worden gesteld dat hij door zijn actieve betrokkenheid bij de voorbereiding en de productie van harddrugs een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Dit is een wereld van georganiseerde ondermijnende criminaliteit en maatschappelijke ontwrichting, waarin intimidatie, zwaar geweld, corruptie en witwaspraktijken aan de orde van de dag zijn. Alles lijkt voor de criminele organisaties geoorloofd om de gigantische financiële belangen in de drugshandel en -productie te beschermen.
Daarnaast brengen de chemische processen bij de vervaardiging van synthetische drugs ernstige veiligheidsrisico’s met zich mee, omdat die worden uitgevoerd door ‘laboranten’ zonder voldoende kennis en deskundigheid. Soortgelijke risico’s gelden eveneens voor de ongecontroleerde opslag van chemicaliën die nodig zijn voor de productie. Het gevaar voor brand en ontploffingen voor omliggende panden en omwonenden is daarbij aanzienlijk en heeft zich helaas al meermalen verwezenlijkt.
Verder wordt met het dumpen van drugsafval in de natuur forse schade toegebracht aan het milieu en zijn de kosten die de samenleving voor het opruimen van deze chemische afvalstoffen moet ophoesten immens.
De rechtbank heeft tevens oog voor de gebruikers van metamfetamine ofwel crystal meth.
Het is algemeen bekend dat chrystal meth extreem verslavend is en dat het gebruik ervan een destructieve uitwerking kan hebben. Daarbij komt dat verslaafden hun drugsgebruik veelvuldig bekostigen door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor anderen schade en overlast ondervinden.
Verdachte heeft kennelijk enkel gehandeld uit winstbejag en met het doel om op een snelle manier veel geld te verdienen, zonder oog te hebben voor alle negatieve effecten voor anderen, voor de maatschappij.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank gaat ervan uit dat bij verdachte sprake is van geveinsde naïviteit. Hij heeft geen openheid van zaken gegeven en neemt daarmee geen enkele verantwoordelijkheid. Dit past bij de indruk die de reclassering van verdachte heeft gekregen: hij laat niet het achterste van zijn tong zien en wil een positief beeld van zichzelf neerzetten.
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit onder meer volgt dat hij eerder is veroordeeld tot een lange gevangenisstraf van bijna zeven jaar ter zake van een soortgelijk feit in het buitenland. Deze veroordeling dateert wel van langer geleden, maar impliceert dat verdachte een gewaarschuwd man was. Hij heeft ook in het kader van de VI terzake deze straf tot 8 december 2019 in een proeftijd gelopen. Kennelijk heeft hij niet van zijn fouten geleerd. De rechtbank weegt dit in zijn nadeel mee.
De rechtbank heeft kennis genomen van de beschikbare reclasseringsrapportages van
26 november 2024 en van 14 februari 2025. Hieruit is af te leiden dat verdachte momenteel bij zijn vriendin woont, goed contact heeft met zijn kinderen en ex-partners en werkt als ZZP’er in de makelaarsbranche. Gezien zijn stabiele leven vindt de reclassering de betrokkenheid van verdachte bij criminele activiteiten juist zorgelijk. Zoals hierboven reeds is aangehaald, vermoedt de reclassering dat verdachte geen volledige openheid van zaken heeft gegeven met betrekking tot de verschillende leefgebieden. Zij doelt met name op zijn financiën, schuldenproblematiek en sociaal netwerk. Op basis van gesprekken met verdachte, de dossierinformatie en het feit dat zij geen referenten heeft kunnen raadplegen, sluit de reclassering een pro-criminele houding niet uit. Zij vermeldt verder dat het risico op recidive niet kan worden ingeschat door het gebrek aan inzicht in de delictgerelateerde factoren. Nu verdachte geen hulpvragen heeft en bewuste keuzes lijkt te maken in zijn leven, ziet de reclassering nauwelijks aanknopingspunten voor een reclasseringstoezicht. Zij adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De strafoplegging
De ernst van de feiten laat naar het oordeel van de rechtbank geen andere of lichtere sanctie toe dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Oplegging van een dergelijke straf is noodzakelijk om een voldoende afschrikwekkend effect te bewerkstelligen en om opnieuw recidive te voorkomen. De rechtbank heeft acht geslagen op de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, mede gezien de omvang en professionele aard van het drugslab en de betrokkenheid die verdachte daarbij heeft gehad. De rechtbank komt op een enigszins lagere gevangenisstraf uit dan die door de officier van justitie is gevorderd. Zij ziet geen aanleiding om daarnaast een hoge geldboete op te leggen nu uit het dossier niet is gebleken van dure goederen of een luxe levensstijl bij verdachte.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De verdediging heeft verzocht daartoe niet over te gaan.
De rechtbank stelt vast dat de voorlopige hechtenis is geschorst voor onbepaalde tijd. Daaraan lag een beoordeling ten grondslag waarbij de rechtbank de belangen van de samenleving en van verdachte heeft afgewogen en waarbij de belangen van verdachte op dat moment dienden te prevaleren. De rechtbank heeft kennis genomen van de persoonlijke belangen en die bij de beoordeling betrokken. Ten aanzien van het belang van de samenleving overweegt de rechtbank dat zij verdachte schuldig acht aan ernstige strafbare feiten en dat aan hem een forse gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Dit vonnis is echter nog niet onherroepelijk nu de mogelijkheid van hoger beroep nog openstaat. Gelet hierop en gezien het feit dat verdachte zich tijdens zijn schorsing aan de voorwaarden heeft gehouden, ziet de rechtbank geen aanleiding om de schorsing op te heffen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B,
van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van
de Opiumwet, voorbereiden en bevorderen door voorwerpen, vervoermiddelen en
stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen
van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Dekker, voorzitter, mr. R.J.H. Goossens en
mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 juni 2025.