Uitspraak
2.De feiten
3.Het geschil in conventie en reconventie
in conventiebij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
€ 250,= per dag, een gedeelte van een dag daarbij begrepen, dan wel een andere beslissing te nemen die de voorzieningenrechter geraden acht;
- Donderdag 15 mei 2025 om 09.00 uur in het ziekenhuis, waar de uitslag van de EEG-scan van [minderjarige 1] wordt besproken;
- Maandag 19 mei 2025 om 14.30 uur bij [zorgverlener 2] bij de revalidatiearts;
- Woensdag 4 juni 2025 om 11.30 uur bij fysiotherapie;
- Vrijdag 6 juni 2025 om 13.30 uur bij Oogheelkunde;
- Dinsdag 10 juni 2025 om 13.00 uur bij revalidatie.
- Welke vorm van contact met de man komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarigen?
- Hoe dient een eventuele zorgregeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
- Zijn er contra-indicaties voor omgang en zo ja, welke?
- In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen; hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
- Worden de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling bedreigd en is een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk?
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
13 januari 2025 vastgestelde, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, welke in beginsel dient te worden nagekomen. Slechts indien sprake is van dermate zwaarwegende feiten en/of omstandigheden die maken dat de regeling op dit moment niet in het belang van de kinderen kan worden geacht, kan de regeling bij wijze van ordemaatregel in afwachting van een bodemprocedure aangepast worden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw dit voldoende aannemelijk gemaakt. Zij overweegt hiertoe het volgende.
Daarnaast heeft de vrouw als productie 15 een selectie uit het dossier van de GGD (voorheen consultatiebureau) overgelegd met betrekking tot een observatie op 19 december 2024, waarbij sprake was van een harde verbale aanpak van [minderjarige 1] , die kampt met een ontwikkelingsachterstand in motoriek, spraak en taal, door de man.
Het hiervoor overwogene leidt ertoe dat de conventionele vorderingen van de man onder I en II zullen worden afgewezen.
Nu er bij de man geen bereidheid bestaat om ergens anders aan mee te werken dan hetgeen hij vordert, zullen de vorderingen van de vrouw sub I en II worden afgewezen.