ECLI:NL:RBZWB:2025:3956

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
02/218009-24; 09/286090-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld door adolescenten

Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 2005 en thans gedetineerd, werd veroordeeld tot een jeugddetentie van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met aftrek en een proeftijd van twee jaar. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 juni 2025, waarbij de officier van justitie, mr. L. van Hemert, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De tenlastelegging betrof diefstal met geweld, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een horloge, een bril en geld van het slachtoffer heeft weggenomen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van wettig en overtuigend bewijs, onder andere door camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte geweld heeft toegepast om de diefstal te vergemakkelijken. De impact van het delict op het slachtoffer was aanzienlijk, wat de rechtbank zwaar meeweegt in de strafoplegging. De rechtbank volgde de eis van de officier van justitie en legde een jeugddetentie op, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling. Tevens werd een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen van € 4.401,--, waarvan € 1.901,-- aan materiële schade en € 2.500,-- aan immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/218009-24; 09/286090-22 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 25 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres]
thans gedetineerd in [locatie]
raadsman mr. M.E. Pennings, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juni 2025, waarbij de officier van justitie, mr. L. van Hemert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd. Het incident is op de beelden te zien. Er is geweld toegepast en bij de fouillering van verdachte zijn de bril en het horloge van verdachte aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat het slachtoffer is bestolen. Dit volgt uit de aangifte, de camerabeelden en het proces-verbaal waaruit blijkt dat de gestolen goederen bij de fouillering van verdachte zijn aangetroffen.
De rechtbank is ook van oordeel dat er uit de aangifte en de camerabeelden volgt dat sprake was diefstal met geweld, zoals ten laste gelegd. Uit de camerabeelden volgt duidelijk dat de medeverdachte schoppen uitdeelt aan het slachtoffer terwijl verdachte over het slachtoffer heen gebogen zit, die op de grond lag. Te zien is dat verdachte op dat moment met zijn handen in de zakken van het slachtoffer zit.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat niet alleen de medeverdachte, maar ook verdachte geweld heeft toegepast. Op basis van de camerabeelden stelt de rechtbank vast dat het de man in het blauwe jack, verdachte, is geweest die het slachtoffer als eerste tegen hield door hem vast te pakken. Ook was het verdachte die het slachtoffer als eerste tegen de grond werkte en hem gedurende het gehele incident vast bleef houden. Het geweld diende ertoe de diefstal te vergemakkelijken. Even ervoor stribbelde het slachtoffer tegen toen verdachte hem vastpakte en een eerste keer tegen de grond werkte.
Gelet op de beschreven gedragingen is de rechtbank ook van oordeel dat er sprake is van medeplegen, waarbij er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
De rechtbank acht gelet op voornoemde wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 5 juli 2024 te Breda, op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, een horloge en een bril en geld, die geheel aan [slachtoffer] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, , door met zijn mededader,
- tegen die [slachtoffer] te zeggen "Wat moet je nou? Heb je geld bij je", en
- die [slachtoffer] achterna te rennen en vast te pakken en
- te roepen "Horloge, horloge" en
- die [slachtoffer] tegen het lichaam te schoppen/trappen en die [slachtoffer] daarbij ten val te brengen en
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag die [slachtoffer] tegen het gezicht en het lichaam te schoppen en
- het horloge van de pols en de bril van het hoofd van die [slachtoffer] af te trekken/pakken en
- in de kontzak van die [slachtoffer] te voelen en geld uit die kontzak te pakken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert om het jeugdstrafrecht toe te passen en aan verdachte een jeugddetentie van acht maanden op te leggen, waarvan twee maanden voorwaardelijk met aftrek en een proeftijd van twee jaar. Daaraan heeft zij verzocht de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op te leggen, inclusief klinische opname.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen, in strafmatigende zin mee te wegen dat verdachte de voorlopige hechtenis niet in een JJI heeft mogen doorbrengen en geen jeugddetentie op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest overstijgt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld. Hij was op dat moment zwaar onder invloed van alcohol en heeft het feit gepleegd in de openbare ruimte, waarbij er mensen getuige zijn geweest van het feit. Wat het slachtoffer is overkomen is de grootste nachtmerrie van iedere persoon die na een leuke avond over straat loopt. Verdachte en de medeverdachte hebben er met hun handelen voor gezorgd dat die nachtmerrie voor het slachtoffer werkelijkheid is geworden. De impact van hun handelen volgt uit de indringende slachtofferverklaring die het slachtoffer ter zitting heeft voorgelezen. Het letsel dat hij heeft opgelopen is zeer aanzienlijk. Nog tot op de dag van vandaag heeft het slachtoffer fysieke klachten. Nog dagelijks wordt hij herinnerd aan het incident en hij durft zelfs ’s avonds niet over straat. Hoewel verdachte niet degene is geweest die het meest zware geweld heeft toegepast, was hij een wezenlijk onderdeel van de situatie en heeft hij kennelijk op geen enkel moment rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen. Voor verdachte was op dat moment maar een ding belangrijk; het stelen van de spullen van het slachtoffer. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het handelen, de omstandigheden waaronder dit is verricht en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ook houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee. De rechtbank weegt ook in strafverzwarende zin mee dat het verdachte is geweest die het slachtoffer als eerste heeft vastgegrepen en niet meer heeft losgelaten. Hoewel verdachte niet degene is die de schoppen heeft uitgedeeld, was hij met het vastpakken van het slachtoffer wel degene die ervoor heeft gezorgd dat het slachtoffer niet aan het geweld kon ontkomen. De aard en ernst van het feit rechtvaardigen het opleggen van een vrijheidsstraf die langer is dan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport en hetgeen door de deskundige ter zitting naar voren is gebracht. Hieruit volgt dat begeleiding van verdachte noodzakelijk is. De deskundige heeft ter zitting aangevoerd dat als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel een klinische opname noodzakelijk is. De rechtbank volgt het rapport en de deskundige voor zover dit ziet op de noodzaak van begeleiding van verdachte. Zij is echter van oordeel dat hiervoor niet vereist is dat verdachte klinisch wordt opgenomen. Niet alleen blijkt de noodzaak hiertoe onvoldoende, verdachte heeft ook ter zitting aangegeven dit niet te zien zitten. Hij heeft wel aangegeven zich in te willen zetten voor ambulante behandeling. Teneinde de kans van slagen van de begeleiding zo optimaal mogelijk te maken, zal de rechtbank het houden bij ambulante behandeling. Het is nu aan verdachte zelf om te laten zien dat hij de geboden kans aangrijpt.
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de reclasseringsrapportage en toelichting van de deskundige ter zitting voldoende aanleiding geven om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is. Zij zal deze volgen. De rechtbank ziet geen reden om in strafmatigende zin mee te wegen dat verdachte zijn voorlopige hechtenis in een volwasseneninrichting heeft moeten ondergaan. Zij veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met aftrek en een proeftijd van twee jaar. Daaraan zal zij grotendeels de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering opleggen, met uitzondering van het contactverbod, het locatiegebod en de klinische opname.
De rechtbank is van oordeel dat er zonder enige begeleiding van verdachte ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Zij ziet hierin dan ook reden de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 25.266,10 voor het feit, waarvan € 12.766,20 aan materiële schade en € 12.500,-- aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. Verdachte kan echter niet hoofdelijk aansprakelijk worden gehouden voor de gehele schade, nu de medeverdachte ook veroordeeld is voor poging doodslag met forse schade voor het slachtoffer als gevolg. De rechtbank heeft naar billijkheid een onderscheid gemaakt tussen de schade die toe te rekenen is aan verdachte en medeverdachte als gevolg van de diefstal met geweld en de schade die aan de medeverdachte is toe te rekenen als gevolg van de poging doodslag.
Materiële schade
Met betrekking tot de tandartskosten is de rechtbank van oordeel dat er bij gebrek aan wetenschap over de staat van het gebit voorafgaand aan het geweld onvoldoende kan worden vastgesteld wat het causale verband is tussen het gepleegde feit en de gemaakte kosten. De rechtbank neemt aan dat het geweld dat is toegepast loszittende tanden heeft veroorzaakt. Zij kan echter onvoldoende vaststellen welk deel van de behandeling en daarmee welk deel van de kosten reeds noodzakelijk was voorafgaand aan het ontstaan van deze schade. Het verder uitzoeken hiervan vorm een evenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal deze post niet-ontvankelijk verklaren. Dat geldt ook voor de reiskosten die met de tandartsbezoeken verband houden.
Met betrekking tot de gevorderde reiskosten van- en naar de rechtbank overweegt de rechtbank dat uit vaste rechtspraak volgt dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst de vordering op dit punt af.
Met betrekking tot de overige gevorderde materiële posten overweegt de rechtbank dat deze grotendeels niet betwist zijn en dat de vordering op die punten niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De rechtbank wijst deze bedragen toe. De gevorderde forfaitaire kosten voor de huishoudelijke hulp staan voldoende in verband staan met het bewezenverklaarde en deze post kan worden toegewezen.
Immateriële schade
Artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bij de begroting van de naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor immateriële schade dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, alsmede in geval van letselschade, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van het slachtoffer. Hierbij moet de rechter rekening houden met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
Het slachtoffer heeft ten gevolge van het bewezen verklaarde letsel opgelopen, ten gevolge waarvan hij in het ziekenhuis moest verblijven. Uit de op de terechtzitting geven toelichting op de vordering tot schadevergoeding blijkt ook welke impact het bewezen verklaarde op zijn persoonlijke leven heeft gehad. Die impact bestond niet alleen uit lichamelijk letsel. Het slachtoffer ervaart tot op heden psychische gevolgen van het strafbare feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en op wat er in vergelijkbare gevallen wordt toegekend, stelt de rechtbank de door de benadeelde partij geleden immateriële schade op voet van artikel 6:106 BW naar billijkheid vast op een bedrag van € 2.500,-- in verband met de verdachte verweten diefstal met geweld in vereniging.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 4.401,--, waarvan € 1.901,-- aan materiële schade en € 2.500,-- immateriële schade. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. De rechtbank bepaalt gelet op toepassing van het jeugdstrafrecht dat bij niet betaling geen gijzeling kan worden toegepast.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering tot het genoemde bedrag van € 4.401,-- en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 27 dagen jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Den Haag van 22 juni 2023 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Zij ziet geen aanknopingspunten om daarover andersluidend te beslissen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77c 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt
als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich meld op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak en zolang de
jeugdreclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door Ambulant Centrum Fivoor Breda of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft bij het Legers des Heils (voorheen Villa Boerebont) of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de jeugdreclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs waaronder cannabis, ketamine en 3MMC om het middelengebruik te beheersen. De jeugdreclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De jeugdreclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 22 juni 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 09/286090-22
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten;

een jeugddetentie van 27 dagen.

Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 4.401,--, waarvan € 1.901,-- aan materiële schade en € 2.500,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (feiten 1 en 2), € 4.401,-- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. R. Combee en mr. K. Verhoeven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 juni 2025.
Mr. Schnitzler-Strijbos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 5 juli 2024 te Breda, althans in Nederland, op of aan de openbare weg, het Stationsplein en/of de Willemstraat, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge en/of een bril en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met zijn mededader(s), althans alleen,
- tegen die [slachtoffer] te zeggen "Wat moet je nou? Heb je geld bij je", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer] achterna te rennen en/of vast te pakken en/of
- te roepen "Horloge, horloge" en/of
- die [slachtoffer] tegen het lichaam te schoppen/trappen en/of die [slachtoffer] (daarbij) ten val te brengen en/of
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag die [slachtoffer] tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam te schoppen/trappen en/of
- het horloge van de pols en/of de bril van het hoofd van die [slachtoffer] af te trekken/pakken en/of
- in de (kont)zak van die [slachtoffer] te voelen en/of geld uit die (kont)zak te pakken;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)