7.3Het oordeel van de rechtbank
De vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert namens [slachtoffer] een schadevergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade voor feit 1. Daarnaast vordert zij proceskosten bestaande uit kosten van de advocaat (€ 11.382,91) en reiskosten (€ 163,76).
Schending beginsel behoorlijke procesorde
De rechtbank stelt met de verdediging vast dat gelet op de lange aanloop naar de zitting het wenselijk was geweest indien de vordering eerder was ingediend. De vordering betreft echter slechts een drietal posten, te weten een symbolisch bedrag aan immateriële schade, proceskosten en reiskosten. Deze posten zijn niet bijzonder omvangrijk of ingewikkeld. Naar het oordeel van de rechtbank is de verdediging dan ook in voldoende mate in de gelegenheid geweest om naar voren te brengen wat zij tot verweer tegen de vordering kan aanvoeren.
Verjaring
De rechtbank stelt vast dat uit artikel 3:310, eerste lid, BW volgt dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgend op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Artikel 3:310, vierde lid, BW betreft een uitzondering op deze hoofdregel en bepaalt dat indien de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt een strafbaar feit oplevert waarop de Nederlandse strafwet toepasselijk is, de rechtsvordering tot vergoeding van schade tegen de persoon die het strafbare feit heeft begaan niet verjaart zolang het recht tot strafvordering niet door verjaring of door de dood van de aansprakelijke persoon is vervallen. Nu daarvan geen sprake is, is de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank niet verjaard.
Immateriële schade
Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. In het geval van de benadeelde partij kan dit alleen zijn de in het artikel genoemde ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. Daarvan is in ieder geval sprake indien benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept moet voldoende concrete gegevens aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de bedoelde aantasting in haar persoon op andere wijze sprake is. In een dergelijk geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in haar persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank dient te beoordelen of vastgesteld kan worden dat [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden doordat verdachte haar illegaal Nederland hebben binnengebracht. Daarbij hebben verdachten, zoals bewezen verklaard, gebruik gemaakt van een illegaal verkregen Nederlands paspoort en hebben zij haar buiten een officiële adoptieprocedure om met het vliegtuig van de Filipijnen naar Nederland gebracht.
De schade die gevorderd wordt betreft een (symbolisch) bedrag en omvat niet alle door [slachtoffer] geleden schade. Zoals reeds hiervoor overwogen, kan in het kader van deze strafprocedure ook niet alle schade van [slachtoffer] vergoed worden. Enkel de schade die een rechtstreeks gevolg is van de mensensmokkel.
[slachtoffer] is in 2020 gestart met orthopedagogische behandeling voor kort gezegd een hechtingsstoornis en trauma. In het startverslag en het eindevaluatieverslag van [kinderpsycholoog] is beschreven wat de aanleiding was voor de aanmelding en welke behandelingen [slachtoffer] heeft ondergaan.
De rechtbank vindt voldoende onderbouwd gesteld dat in ieder geval een gedeelte van de in deze verslagen beschreven psychische klachten van [slachtoffer] een rechtstreeks gevolg zijn van de verdachten verweten mensensmokkel.
Na haar komst in Nederland is [slachtoffer] , omdat zij illegaal in Nederland verbleef door toedoen van verdachten, in een civiel jeugdbeschermingskader terechtgekomen en meermalen verplaatst voordat zij bij haar huidige adoptieouders is gaan wonen.
Dat deze verplaatsingen tot psychische schade hebben geleid bij een jong, kwetsbaar kind zoals [slachtoffer] , die voor haar komst naar Nederland al het nodige had meegemaakt, neemt de rechtbank aan. Ook moet deze schade voorzienbaar zijn geweest voor verdachten. De rechtbank begroot de immateriële schade van [slachtoffer] op € 5.000,-
Proceskosten
Namens de benadeelde partij wordt gevorderd primair vergoeding van de integrale advocatenkosten, te weten een bedrag van in totaal € 11.382,91 inclusief BTW, subsidiair vergoeding volgens het liquidatietarief. Daarnaast worden gevorderd de reiskosten (€ 163,76) gemaakt direct in verband met deze strafzaken.
Dergelijke proceskosten zijn geen rechtstreekse schade. De rechtbank moet op grond van artikel 592a Sv in samenhang met artikel 361 lid 6 Sv wel een beslissing over deze kosten nemen. Bij de begroting van deze proceskosten dient dezelfde maatstaf te worden gehanteerd als in civiele procedures. Bij het vaststellen van kosten voor rechtsbijstand wordt dan ook in beginsel uitgegaan van het liquidatietarief kantonzaken. De rechtbank ziet gelet op de aard en de omvang van de werkzaamheden in verband met de in de onderhavige zaak ingediende vordering geen aanleiding om van dit beginsel af te wijken. De rechtbank zal de proceskosten dan ook toewijzen volgens het liquidatietarief. Dat betekent twee punten (één voor het opstellen van het voegingsformulier en één voor toelichting op zitting) voor het thans geldende liquidatietarief van € 406,- per punt. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 812,- toewijzen. De gevorderde proceskosten worden voor het overige afgewezen.
De reiskosten gemaakt door de benadeelde partij in verband met het bezoeken van de advocaat komen op basis van vaste jurisprudentie niet voor vergoeding in aanmerking. Dit betreft geen rechtstreekse materiële schade door de bewezenverklaarde feiten en er is geen wettelijke grondslag tot toewijzing daarvan op basis van de civielrechtelijke proceskostenregeling. Ditzelfde geldt voor de reiskosten gemaakt in verband met een slachtoffergesprek met de officier van justitie en de reiskosten gemaakt in verband met het bijwonen van de zitting, nu wordt geprocedeerd met een advocaat.
De wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel
Het toe te wijzen bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2016. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.