ECLI:NL:RBZWB:2025:3949

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
02-058599-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verkrachting en ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 juni 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met een slachtoffer dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de feiten 1 en 3, waardoor de verdachte van deze feiten werd vrijgesproken. Voor feit 2, de ontuchtige handelingen, werd de verdachte wel schuldig bevonden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van voorarrest, en kende een schadevergoeding toe aan het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat nog steeds psychische problemen ondervond als gevolg van de gebeurtenissen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar dat de strafeis van de officier van justitie niet in verhouding stond tot de bewezenverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-058599-24
vonnis van de meervoudige kamer van 25 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1986 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. L.J. Moerdijk, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juni 2025, waarbij de officier van justitie mr. L.J. den Braber en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Namens de benadeelde partij heeft mr. B. van der Werf de vordering tot schadevergoeding toegelicht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
1. [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verkracht;
2. met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaar had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
3. met [slachtoffer] handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl hij in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, waardoor hij niet of onvolkomen in staat was zijn wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht (feit 1) en ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd (feit 2). Zij vordert vrijspraak voor feit 3, omdat daarvoor onvoldoende wettig bewijs aanwezig is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor de feiten 1 en 3 vanwege onvoldoende (steun)bewijs. Ten aanzien van feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
In deze zedenzaak gaat het – kort samengevat – om de verdenking dat verdachte [slachtoffer] zou hebben verkracht, ontuchtige handelingen met [slachtoffer] zou hebben gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen toen [slachtoffer] de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaar had bereikt en dat hij seksueel is binnengedrongen terwijl hij wist dat [slachtoffer] in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.
De vraag die de rechtbank telkens moet beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden wat door de officier van justitie aan verdachte is ten laste gelegd. Daarbij moet de rechtbank de bewijsvraag beantwoorden binnen de grenzen van de tenlastelegging. Dat betekent dat de rechtbank gebonden is aan de keuzes die de officier van justitie daarin heeft gemaakt.
In het Nederlandse strafprocesrecht geldt de regel dat een veroordeling voor een strafbaar feit niet gebaseerd mag worden op één getuigenverklaring. Nu gaat het in zedenzaken vaak om een of meer seksuele handelingen waar maar twee mensen bij aanwezig zijn geweest: de verdachte en degene bij wie de verdachte strafbare seksuele handelingen zou hebben gepleegd. Indien de verdachte dan ontkent, is er maar één getuige van de seksuele handelingen zelf. Bovendien vertelt die laatste vaak pas enige tijd na de seksuele handelingen dat er iets strafbaars gebeurd is.
De Hoge Raad heeft echter beslist dat de hiervoor genoemde bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering slechts geldt voor de gehele tenlastelegging/bewezenverklaring. Onderdelen mogen wel degelijk slechts op één enkele getuigenverklaring berusten. Dat geldt volgens de Hoge Raad ook voor de tenlastegelegde gedragingen. In een zedenzaak is dus in principe voor het bewijs van de seksuele handelingen één getuigenverklaring, zoals een aangever, genoeg. De verklaring van die getuige van de handelingen moet dan wel op bepaalde andere punten bevestigd worden door andere bewijsmiddelen. Die moeten afkomstig zijn uit een andere bron. Bovendien mag er niet een te ver verwijderd verband bestaan tussen de getuigenverklaring en het overige gebruikte bewijsmateriaal.
Feit 2
De onder feit 2 ten laste gelegde ontucht met [slachtoffer] in de periode van 1 januari 2013 tot en met [geboortedag 2] 2013 die toen de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaar had bereikt en mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam kan wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte heeft op de zitting verklaard over de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden tussen hem en de destijds 15-jarige [slachtoffer] . Het merendeel van de in de tenlastelegging genoemde handelingen heeft verdachte bekend. Met betrekking tot de handelingen waarover verdachte heeft verklaard dat hij het zich niet kan herinneren maar die wel gebeurd zouden kunnen zijn, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de aangifte van [slachtoffer] . Verdachte heeft enkel nadrukkelijk ontkend dat hij zijn tong in de anus van [slachtoffer] heeft gebracht. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte weleens zijn tong gebruikte bij zijn kont. Gelet op de stellige ontkenning van verdachte en omdat uit de verklaring van [slachtoffer] niet blijkt of daarmee ook is bedoeld in de anus, zal verdachte van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Feit 1
De rechtbank constateert dat de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte ten aanzien van de al dan niet aanwezige dwang lijnrecht tegenover elkaar staan. Zo heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte [slachtoffer] begon te betasten en [slachtoffer] aangaf dat niet te willen en zijn hand wegduwde. Verdachte zou [slachtoffer] toen in een klem hebben gelegd en [slachtoffer] met zijn handen tot een orgasme hebben gebracht. Daarnaast heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte [slachtoffer] op de grond duwde en dat [slachtoffer] verdachte dan moest pijpen.
Volgens verdachte was sprake van een liefdevolle relatie en hebben de door [slachtoffer] genoemde (gewelds)handelingen nooit plaatsgevonden. De seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer] hebben altijd met [slachtoffer] instemming en zonder enige dwang plaatsgevonden.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] consistent en gedetailleerd heeft verklaard over zowel de seksuele handelingen als de omstandigheden waaronder die plaatsvonden. De rechtbank acht de verklaringen betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of die verklaring ook wordt ondersteund door ander bewijs. Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunt het door de officier van justitie aangedragen steunbewijs de verklaring van [slachtoffer] onvoldoende op essentiële onderdelen.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat de ten laste gelegde periode onder feit 1 de periode betreft van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013. Deze periode heeft dus betrekking op de tijd na de zestiende verjaardag van [slachtoffer] . In de aangifte heeft [slachtoffer] verklaard dat na [slachtoffer] zestiende verjaardag het punt was bereikt dat [slachtoffer] verdachte niet meer wegduwde of probeerde op te staan als er iets gebeurde dat [slachtoffer] niet wilde.
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie en de rechter-commissaris een verklaring afgelegd over wat zij heeft waargenomen in de periode dat zij woonachtig was in de woning van verdachte. [getuige 1] verbleef van 18 april tot en met 14 juni 2013 in die woning. De rechtbank stelt vast dat dit niet tijdens de ten laste gelegde periode was, waardoor haar verklaring niet als steunbewijs kan worden gebruikt.
In het dossier bevindt zich ook een verklaring van [getuige 2] . Zij heeft verklaard dat zij destijds van [slachtoffer] had begrepen dat zij vaak seks hadden en dat verdachte altijd de baas was. [slachtoffer] moest bepaalde dingen doen die [slachtoffer] niet kende. Een week voordat zij haar verklaring bij de politie heeft afgelegd, had zij van [slachtoffer] voor het eerst gehoord over grensoverschrijdend gedrag. De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [getuige 2] de verklaring van [slachtoffer] wel op bepaalde elementen ondersteunt, maar afkomstig is uit dezelfde bron en onvoldoende steun biedt voor de dwang.
Nu uit het dossier evenmin ander steunbewijs voor geweld, bedreiging met geweld of andere feitelijkheden is af te leiden waardoor [slachtoffer] zou zijn gedwongen om seksueel contact te ondergaan, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig bewijs aanwezig is voor de handelingen gepleegd in de ten laste gelegde periode onder feit 1. De (enkele) omstandigheid dat verdachte ongeveer 11 jaar ouder was dan [slachtoffer] vindt de rechtbank in dit geval onvoldoende om te kunnen vaststellen dat sprake was van zodanig psychisch overwicht dat verkrachting bewezen kan worden verklaard. Verdachte zal worden vrijgesproken van dit feit.
Feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat voor het seksueel binnendringen terwijl [slachtoffer] in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is. De verklaring van [slachtoffer] wordt op dit punt niet ondersteund door een ander bewijsmiddel. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2
in de periode van 1 januari 2013 tot en met [geboortedag 2] 2013 te [woonplaats] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1997, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het meermalen brengen van zijn penis in de anus en/of mond van die [slachtoffer] en
- het meermalen brengen van zijn vingers in de anus van die [slachtoffer] en
- het meermalen aftrekken van zijn penis door die [slachtoffer] en
- het meermalen brengen van zijn vingers in de mond van die [slachtoffer] en
- het meermalen de billen en/of anus en/of de penis van die [slachtoffer] betasten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest. Zij heeft daarbij rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met het tijdsverloop sinds het feit, de duur van de schorsing van de voorlopige hechtenis, artikel 63 Sr en de lopende proeftijd opgelegd in een andere strafzaak. Zij bepleit te volstaan met een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf gelijk aan voorarrest en daarnaast een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft in 2013 meerdere keren ontuchtige handelingen gepleegd bij de vijftien jarige [slachtoffer] die mede bestonden uit het seksueel binnendringen. Ondanks dat er (mogelijk) sprake was van een affectieve relatie tussen de verdachte en [slachtoffer] , was er een leeftijdsverschil van maar liefst elf jaar. Verdachte had zich rekenschap moeten geven van de mogelijkheid dat door zijn handelen [slachtoffer] beschadigd zou kunnen raken. Verdachte wist immers dat [slachtoffer] in het verleden al eerder seksueel was misbruikt. Daarentegen koos verdachte ervoor zijn (lust)gevoelens boven de belangen van [slachtoffer] te stellen.
Dit soort feiten zijn strafbaar gesteld, omdat jeugdigen de gevolgen van dergelijke handelingen nog niet kunnen overzien. Deze ervaringen vormen doorgaans een zeer ongewenste beïnvloeding van de algemene en seksuele ontwikkeling van jongeren. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en op de seksuele ontwikkeling van [slachtoffer] . De ervaring leert immers dat veel slachtoffers van dit soort feiten zich, vanwege hun jonge leeftijd, pas op latere leeftijd realiseren wat er daadwerkelijk is gebeurd en daarvan tot in lengte van jaren nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Dat de handelingen consensueel waren, doet daar niet aan af.
Dat [slachtoffer] tot op de dag van vandaag nog psychische problemen ervaart volgt uit haar slachtofferverklaring. [slachtoffer] voelde zich zo schuldig dat zij niet meer kon en wilde leven, waardoor zij zichzelf is gaan beschadigen en een uitweg zocht in het gebruiken van drank en drugs. Daarnaast heeft zij nog steeds nachtmerries en is het moeilijk voor haar om een gezonde liefdesrelatie aan te gaan.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in 2024 is veroordeeld voor zedenfeiten gepleegd in 2022. Artikel 63 Sr is daarmee van toepassing. Ondanks dat er formeel gezien geen sprake is van recidive, trekt de rechtbank geen positieve conclusies aangaande het recidivegevaar gelet op de zorgelijke signalen die uitgaan van deze veroordeling en een ander incident dat in het dossier wordt vermeld.
Uit het reclasseringsadvies van 21 mei 2025 volgt dat de reclassering vanwege opgelegde voorwaarden in de hiervoor genoemde strafzaak vanaf februari 2023 contact heeft met verdachte. Uit de verslaglegging van Fivoor blijkt dat sprake is van een pedofiele stoornis en vermoedens van autisme. De behandeling bij Fivoor is in februari 2025 positief afgerond. Verdachte denkt nu meer na en probeert feedback van de behandelaar te integreren in nieuw gedrag. Daarnaast zijn er meer beschermende factoren aanwezig. De betrokkenheid van de reclassering loopt vanwege de proeftijd nog door tot 2027. Dit is ook geïndiceerd omdat alles wat is bereikt nog pril is en gedragsverandering op de langere termijn verder gemonitord dient te worden. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden gelet op het nog lopende toezicht.
De rechtbank heeft eveneens kennis genomen van de e-mail die de raadsvrouw heeft overgelegd. Volgens [naam] van Fivoor zouden de eerder gestelde diagnoses niet langer adequaat zijn. Er zou geen sprake meer zijn van een pedofiele stoornis, omdat verdachte zich niet meer aangetrokken voelt tot minderjarige jongens. Evenmin zouden er aanwijzingen zijn voor een verlaagd intellectueel functioneren en een autismespectrum-stoornis. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Een gevangenisstraf wordt onwenselijk geacht, omdat dit de gemaakte stappen in de afgelopen jaren mogelijk doorkruist.
De straf
Hoewel de rechtbank begrijpt welke belangen op het spel staan voor verdachte, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met de door de verdediging bepleite straf. De rechtbank kent een groter gewicht toe aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, dan aan de persoonlijke belangen van verdachte. De door de verdediging bepleite straf zou een en ander onvoldoende tot uitdrukking brengen. Nu de rechtbank enkel tot een bewezenverklaring van één feit komt, zal zij ook de officier van justitie niet volgen in haar strafeis. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Gelet op de lopende proeftijd opgelegd in de andere strafzaak ziet ook de rechtbank geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 13.330,-, bestaande uit € 3.330,- aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 2 heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De gevorderde ziekenhuisdaggeldvergoeding ziet op de opname van de benadeelde partij voor een periode van 3 maanden en 3 weken in een kliniek wegens psychische klachten. De rechtbank overweegt dat, los van hoe ingtrijpend en heftig de opname voor de benadeelde partij moet zijn geweest, het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de gestelde schade onvoldoende blijkt. De rechtbank kan op grond van de stukken niet beoordelen of en voor welk gedeelte deze schade rechtstreeks het gevolg is van onderhavig strafbaar feit, nu uit het dossier naar voren komt dat de benadeelde partij eerder in heftige situaties verzeild is geraakt. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit gedeelte van de vordering, waarbij uitgezocht dient te worden hoe en in welke mate het bewezenverklaarde feit voor de psychische klachten hebben gezorgd waarvoor de opname vereist was, een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd dat zij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Bij de bepaling van de hoogte van het bedrag heeft de rechtbank alle omstandigheden in aanmerking genomen en gekeken naar bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Gelet hierop stelt de rechtbank de schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van € 2.500,-.
Voor het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan. Mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de verdediging is verdere behandeling van dat deel van de vordering aangewezen. Die verdere behandeling levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de wettelijke rente toewijzen over het toegekende schadebedrag van € 2.500,- vanaf het moment waarop aangifte werd gedaan, te weten 27 juni 2023.
De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63 en 245 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft
bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit
het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 2.500,-, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (feit 2), € 2.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 35 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel en mr. S.E. van Wijk, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 juni 2025.
De griffiers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
1
hij in of omstreeks 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 te [woonplaats] althans
Nederland, meermalen, althans eenmaal,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en)
immers heeft hij, verdachte,
- [slachtoffer] (telkens) in een klem gelegd, en/of
- die [slachtoffer] op de grond geduwd, en/of
- fysieke en/of psychische overwicht gehad op die [slachtoffer] en aldus voor die
[slachtoffer] een ongelijkwaardige en/of bedreigende situatie doen ontstaan
waaraan of waardoor die [slachtoffer] zich niet kon verzetten tegen en/of kon
onttrekken aan later genoemde seksuele handelingen,
die [slachtoffer] gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer] , te weten
(telkens) het in de anus en/of mond van die [slachtoffer] brengen/duwen van
verdachtes penis en/of zijn vingers;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks 1 januari 2013 tot en met [geboortedag 2] 2013 te [woonplaats] althans
Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1997, die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en)
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het meermalen, althans eenmaal, brengen van zijn penis in de anus en/of mond
van die [slachtoffer] , en/of
- het meermalen, althans eenmaal, brengen van zijn vingers en/of tong in de anus
van die [slachtoffer] , en/of
- het meermalen, althans eenmaal, aftrekken van zijn penis door die [slachtoffer] ,
en/of
- het meermalen, althans eenmaal, brengen van zijn vingers in de mond van die
[slachtoffer] , en/of
- het meermalen, althans eenmaal de billen en/of anus en/of de penis van die
[slachtoffer] te betasten;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 te [woonplaats] althans
Nederland, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in
staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht
verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis
van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat
was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen
weerstand te bieden,
een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en)
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het meermalen, althans eenmaal, brengen van zijn penis en/of vingers in de anus
van die [slachtoffer] , en/of
- het meermalen, althans eenmaal, brengen van zijn vingers in de mond van die
[slachtoffer] , en/of
- het meermalen, althans eenmaal, betasten van de billen en/of anus en/of de penis
van die [slachtoffer] ;
( art 243 Wetboek van Strafrecht )