Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verstekvonnis uitgesproken in de zaak van de gezamenlijke erfgenamen van een overleden erflater. De eiser, in zijn hoedanigheid als vereffenaar van de nalatenschap, heeft verzocht om een verklaring voor recht dat de erfdelen van onbekende erfgenamen aan de staat moeten worden afgegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft de vordering toegewezen. De rechtbank heeft de verdeling van de nalatenschap vastgesteld, waarbij het banksaldo na aftrek van vereffeningskosten wordt verdeeld volgens de erfdelen vermeld in de verklaring van erfrecht. Tevens is de vereffenaar aangewezen als dwangvertegenwoordiger van de erfgenamen ter uitvoering van de verdeling. De rechtbank heeft bepaald dat de erfdelen van de onbekende erfgenamen binnen een maand na het vonnis aan de staat moeten worden afgegeven. De gescheiden erfgenamen zijn verplicht om binnen een maand aan de vereffenaar door te geven welke afspraken zijn gemaakt over de uitkering van het erfdeel. Indien er geen duidelijke instructies zijn, zal de vereffenaar de erfdelen gelijk verdelen. De rechtbank heeft iedere partij veroordeeld tot het dragen van eigen kosten, met uitzondering van de kosten van de vereffenaar die ten laste van de nalatenschap mogen worden gebracht. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.