ECLI:NL:RBZWB:2025:3938

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
11550420 \ AZ VERZ 25-6 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en verzoek tot vernietiging van het ontslag in het arbeidsrecht

In deze zaak verzoekt de werknemer het ontslag op staande voet te vernietigen. De kantonrechter wijst het verzoek af, omdat de werknemer niet de regels heeft opgevolgd bij het kopen van producten uit de winkel voor eigen gebruik. De werknemer was op de hoogte van de regels en heeft onvoldoende onderbouwd dat er minder strenge regels golden. De werknemer, sinds 26 juni 2017 in dienst bij de werkgever, werd op 19 december 2024 op staande voet ontslagen wegens het niet afrekenen van producten. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag rechtsgeldig is verleend, omdat het onverwijld is gebeurd en er sprake was van een dringende reden. De werknemer had producten genuttigd zonder deze te betalen, wat in strijd was met de regels van de werkgever. De kantonrechter wijst ook het verzoek van de werkgever om een gefixeerde schadevergoeding toe, omdat de werknemer een dringende reden heeft gegeven voor het ontslag. De proceskosten komen voor rekening van de werknemer, omdat deze ongelijk krijgt en er sprake is van verwijtbaar handelen. De beschikking is gegeven op 24 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Beschikking van 24 juni 2025
in de zaak met zaaknummer / rekestnummer: 11550420 \ AZ VERZ 25-6 van
[werknemer],
te [plaats 1] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: ARAG Rechtsbijstand,
tegen
[werkgever] B.V.,
te [plaats 2] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M.J.W. Hoek,
en in de zaak met zaaknummer / rekestnummer: 11556968 \ AZ VERZ 25-7
[werkgever] B.V.,
te [plaats 2] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [werkgever] ,
gemachtigde: mr. M.J.W. Hoek,
tegen
[werknemer],
te [plaats 1] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [werknemer] ,
gemachtigde: ARAG Rechtsbijstand.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure inzake 11550420 \ AZ VERZ 25-6 blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift, met (voorwaardelijk) tegenverzoek.
1.2.
Het verloop van de procedure inzake 11556968 \ AZ VERZ 25-7 blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de producties 9 tot en met 11 ingediend door [werkgever] .
1.3.
Op 27 mei 2025 heeft in beide procedures tezamen de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De gemachtigde van [werkgever] heeft pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Door de griffier zijn aantekeningen gemaakt.
1.4.
Na het sluiten van de mondelinge behandeling is beschikking in beide procedures bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [datum] 1978, is sinds 26 juni 2017 in dienst bij [werkgever] . De functie van [werknemer] is Allround Service Medewerker en het loon was laatstelijk € 2.579,98 bruto per maand tegen een arbeidsduur van 24 uur per week.
2.2.
Op 19 december 2024 is [werknemer] op staande voet ontslagen. Bij brief van 24 december 2024 heeft [werkgever] het ontslag bevestigd en heeft zij onder andere medegedeeld dat geconstateerd is dat [naam] op 18, 21 en 25 november 2024, alsmede op 2 en 5 december 2024 producten uit de shop heeft genuttigd zonder deze af te rekenen. Dit is in strijd met de regels en procedures van [werkgever] .

3.Het verzoek en het verweer inzake 11550420 \ AZ VERZ 25-6

3.1.
[werknemer] verzoekt – samengevat – de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen, [werknemer] weer toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden en [werkgever] te veroordelen tot betaling van (achterstallig) loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging. Volgens [werknemer] is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig, omdat het ontslag niet onverwijld is verleend. Daarnaast is er sprake van een onduidelijk en wisselend beleid waarbij niet helder was wat precies de regels waren met betrekking tot het afrekenen van producten.
3.2.
[werkgever] voert verweer en stelt – kort samengevat – dat het verzoek moet worden afgewezen. [werkgever] verzoekt daarnaast de kantonrechter bij tegenverzoek voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is verleend. Voorwaardelijk – indien de kantonrechter het ontslag op staande voet vernietigt – verzoekt [werkgever] de arbeidsovereenkomst tussen partijen te beëindigen.
3.3.
De standpunten van partijen komen – voor zover van belang – hierna in de beoordeling nader aan de orde.

4.Het verzoek en het verweer inzake 11556968 \ AZ VERZ 25-7

4.1.
[werkgever] verzoekt de kantonrechter dat [werknemer] wordt veroordeeld tot betaling van een zogenoemde gefixeerde vergoeding van € 3.864,98 bruto te vermeerderen met rente, omdat [werknemer] [werkgever] een reden heeft gegeven om haar ontslag op staande voet te verlenen. De gefixeerde vergoeding is gelijk aan het loon over de periode van 19 december 2024 tot en met 31 januari 2025.
4.2.
[werknemer] voert hiertegen verweer.
4.3.
De standpunten van partijen komen – voor zover van belang – hierna in de beoordeling nader aan de orde.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd. Indien het ontslag op staande voet wordt vernietigd dient [werknemer] te worden toegelaten tot de overeengekomen werkzaamheden en dient [werkgever] (achterstallig) loon te betalen. Indien het ontslag op staande voet niet wordt vernietigd, dient [werknemer] een (gefixeerde) schadevergoeding te betalen aan [werkgever] .
5.2.
De verzoeken in beide procedures, waaronder het voorwaardelijk en het onvoorwaardelijk tegenverzoek, worden gezamenlijk behandeld, omdat voor de beslissingen van belang is of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is verleend.
5.3.
De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is verleend. Dit betekent dat [werknemer] [werkgever] een dringende reden heeft gegeven om haar op staande voet te ontslaan. De kantonrechter legt hierna uit hoe tot dit oordeel is gekomen.
onverwijld ontslag
5.4.
[werkgever] heeft de stelling van [werknemer] dat het ontslag niet onverwijld is verleend gemotiveerd betwist. De kantonrechter is van oordeel dat het ontslag op staande voet onverwijld is verleend. [werkgever] heeft op vrijdag 13 december 2024 het onderzoek gestart. Daarbij zijn camerabeelden en kassiersrapporten onderzocht. Op woensdag 18 december 2024 is het onderzoek afgerond. Vervolgens heeft [werkgever] [werknemer] op donderdag 19 december 2024 in de gelegenheid gesteld om op de bevindingen te reageren. Gelet hierop is [werkgever] voortvarend te werk gegaan.
dringende reden
5.5.
In de brief van 24 december 2024 waarin [werkgever] het ontslag op staande voet bevestigt aan [werknemer] , wordt als dringende reden aangevoerd dat [werknemer] producten heeft genuttigd waarvoor ze niet heeft betaald.
5.6.
[werknemer] heeft in haar verzoekschrift betwist dat zij producten heeft geconsumeerd zonder daarvoor te betalen. Zij stelt dat zij enkele producten op een latere datum heeft afgerekend. Dit gebeurde volgens [werknemer] wel vaker. Op de mondelinge behandeling heeft [werknemer] verder aangevoerd dat zij enkele broodjes die zij heeft genuttigd heeft afgerekend als een brioche. Dit was volgens [werknemer] gebruikelijk omdat het voor ontbijt was.
5.7.
Uit de stukken blijkt dat [werknemer] op 18 november 2024 een tosti, op [datum] 2024 om 07.53 uur een broodje filet met ei en om 11.09 uur een broodje kroket, op 25 november 2024 een broodje filet met ei, en op 5 december 2024 een brioche ei/kaas heeft genuttigd zonder daarvoor te betalen. Over de tosti, genuttigd op 18 november, heeft [werknemer] verklaard dat zij dit heeft gedaan om te testen of de tosti vanwege een andere bereidingswijze goed was. [werknemer] heeft het broodje filet met ei op 9 november afgerekend als brioche. Over het voorgaande stelt [werknemer] dat dit de gebruikelijke gang van zaken was. [werkgever] heeft dit betwist. De kantonrechter volgt [werknemer] niet in haar stelling omdat zij niet nader heeft onderbouwd waaruit blijkt dat – in afwijking van de strenge regels bij [werkgever] – dit een gebruikelijke gang van zaken was.
[werknemer] heeft verder gesteld dat zij de overige broodjes op een andere datum heeft afgerekend. Dit blijkt echter niet uit de door haar overgelegde betalingsafschriften. [werknemer] heeft op de mondelinge behandeling nader aangevoerd dat zij in de veronderstelling was dat zij alles had afgerekend. De kantonrechter overweegt dat indien [werknemer] onbewust producten niet heeft afgerekend, dit voor haar risico komt. Ondanks de strenge regels die bij [werkgever] gelden – waarbij onder andere producten voor eigen gebruik direct bij een collega moeten worden afgerekend – heeft [werknemer] dit niet opgevolgd. [werknemer] heeft daarover aangevoerd dat het later afrekenen van producten de gebruikelijke gang van zaken was, maar zij heeft dit niet nader onderbouwd. [werknemer] was op de hoogte van de regels en is in februari 2024 door haar voormalige manager via een bericht in de WhatsAppgroep nogmaals gewezen op de wijze waarop producten voor eigen gebruik moeten worden afgerekend. Daarnaast blijkt hieruit dat de strenge regels van [werkgever] niet voor niets gelden. Ook daarmee wordt voorkomen dat werknemers ‘vergeten’ voor hun producten te betalen.
5.8.
De conclusie is dat het verzoek van [werknemer] tot vernietiging van het ontslag op staande voet niet toewijsbaar is. Dit maakt dat ook de overige verzoeken waaronder wedertewerkstelling en betaling van loon niet toewijsbaar zijn.
Proceskosten in het verzoek
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [werknemer] , omdat [werknemer] ongelijk krijgt en sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] . De proceskosten aan de zijde van [werkgever] worden begroot op € 815,00 aan salaris gemachtigde conform de Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz uitgaande van een ‘gemiddelde’ zaak.
5.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Het voorwaardelijk tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
5.11.
Op het voorwaardelijk tegenverzoek van [werkgever] om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, hoeft niet te worden beslist. De voorwaarde waaronder [werkgever] dat verzoek heeft gedaan, is namelijk niet vervuld. Hiervoor is namelijk beslist dat het ontslag op staande voet niet wordt vernietigd.
Verklaring voor recht
5.12.
Het onvoorwaardelijk tegenverzoek van [werkgever] om voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd per 19 december 2024 is toewijsbaar, aangezien de kantonrechter onder punt 5.3. heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is verleend.
De proceskosten in het voorwaardelijk en onvoorwaardelijk tegenverzoek
5.13.
De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, omdat aan een beoordeling van het voorwaardelijk verzoek niet wordt toegekomen en omdat uit de afwijzing van het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet ook volgt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is verleend. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten dient te dragen.
Gefixeerde schadevergoeding
5.14.
Het verzoek van [werkgever] om [werknemer] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding is toewijsbaar, nu uit het voorgaande is gebleken dat [werknemer] [werkgever] een dringende reden heeft gegeven om ontslag op staande voet te verlenen. [werknemer] zal worden veroordeeld tot betaling van € 3.864,98 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Proceskosten
5.15.
De proceskosten komen voor rekening van [werknemer] , omdat [werknemer] ongelijk krijgt en sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] . De proceskosten aan de zijde van [werkgever] worden begroot op € 1.057,00 (€ 543,00 aan salaris gemachtigde conform de Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz uitgaande van een ‘eenvoudige’ zaak en € 514,00 aan griffierecht).

6.De beslissing

De kantonrechter
in de zaak met zaaknummer / rekestnummer: 11550420 \ AZ VERZ 25-6
op het verzoek
6.1.
wijst het verzoek af,
6.2.
veroordeelt [werknemer] in de proceskosten van € 815,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
6.3.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de veroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad [1] ,
op het tegenverzoek
6.5.
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd per 19 december 2024,
6.6.
compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de zaak met zaaknummer / rekestnummer: 11556968 \ AZ VERZ 25-7
6.7.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de gefixeerde vergoeding van € 3.864,98 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
6.8.
veroordeelt [werknemer] in de proceskosten van € 1.057,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in de zaak met zaaknummer / rekestnummer: 11550420 \ AZ VERZ 25-6 in het verzoek en in de zaak met zaaknummer / rekestnummer: 11556968 \ AZ VERZ 25-7
6.9.
veroordeelt [werknemer] in de nakosten van € 135,00, te vermeerderen met de kosten van betekening als [werknemer] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
6.10.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.

Voetnoten

1.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.