ECLI:NL:RBZWB:2025:3936

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
C/02/435094 / FARK 25-2338 en C/02/435152 / FARK 25-2361
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling voor minderjarigen in het kader van ouderschapsplan na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025, hebben twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], via een informele rechtsingang de kinderrechter verzocht om wijziging van hun zorgregeling. De ouders van de kinderen zijn gescheiden en hebben een ouderschapsplan opgesteld waarin de zorg- en opvoedingstaken zijn verdeeld. De kinderen hebben aangegeven dat zij liever volledig bij hun moeder willen wonen en slechts sporadisch contact met hun vader willen hebben. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de communicatie tussen de ouders zeer beperkt is, wat leidt tot een belastende situatie voor de kinderen. De kinderrechter heeft besloten om de behandeling van de zaak aan te houden en de ouders te verzoeken om mee te werken aan een hulpverleningstraject om de communicatie te verbeteren. De kinderrechter zal de zaak opnieuw bekijken na drie maanden, waarbij de ouders en de Raad voor de Kinderbescherming verslag moeten uitbrengen over de voortgang van het traject. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de kinderen zelf ook een terugkoppeling krijgen van de beslissing en dat de ouders op de hoogte zijn van de inhoud van deze terugkoppeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens: C/02/435094 / FA RK 25-2338 en C/02/435152 / FA RK 25-2361
datum uitspraak: 19 juni 2025
beschikking
in de zaken van
[minderjarige 1],
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
en
[minderjarige 2],
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
geboren op [geboortedag 2] 2013 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader] ,
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
De Raad voor de Kinderbescherming Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, is op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) betrokken in de procedure.

1.Het verloop van het geding

1.1
Dit blijkt uit de volgende stukken:
C/02/435094 / FA RK 25-2338
- de op 8 mei 2025 ontvangen brief van [minderjarige 1] van 7 mei 2025;
C/02/435152 / FA RK 25-2361
- de op 8 mei 2025 ontvangen brief van [minderjarige 2] van 7 mei 2025.
1.2
De kinderrechter heeft op 22 mei 2025 afzonderlijk gesproken met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
1.3
De zaken zijn gelijktijdig, met gesloten deuren, op 19 juni 2025 mondeling behandeld. Daarbij zijn de ouders verschenen en gehoord. Daarnaast was een medewerkster namens de Raad aanwezig.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (en hun oudere zus [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2009 in [geboorteplaats] ) geboren.
2.2
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 mei 2019 is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. Deze beschikking is op 4 juni 2019 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.3
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.4
De ouders hebben op 1 april 2019 een ouderschapsplan opgesteld. Dit plan is gehecht aan de echtscheidingsbeschikking en maakt daar onderdeel van uit. In dit plan is bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben. Ook hebben de ouders in dit plan afspraken gemaakt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna zorgregeling). Afgesproken is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] elke week vanaf zondagavond tot en met woensdagavond bij de moeder zijn en vanaf woensdagavond tot en met vrijdagavond bij de vader. In het weekend zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wisselend bij de vader dan wel de moeder. Daarnaast zijn de ouders een regeling overeengekomen met betrekking tot de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen.

3.De vragen

3.1
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] vragen beiden aan de kinderrechter om de zorgregeling te wijzigen, waarbij zij volledig bij de moeder wonen en af en toe contact met de vader hebben.

4.De beoordeling

4.1
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben de kinderrechter een vraag gesteld via de zogenaamde ‘informele rechtsingang’. Dat betekent dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de kinderrechter vragen om ambtshalve een beslissing te nemen over een wijziging van de zorgregeling. Ambtshalve betekent dat er geen formeel verzoek is gedaan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen zo’n verzoek ook niet zelfstandig indienen. Zij hebben als minderjarigen namelijk geen formele eigen rechtsingang.
4.2
Op grond van artikel 1:253a juncto artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, indien haar blijkt dat een minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijst stelt, ambtshalve een beslissing geven over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders.
4.3
Hoewel [minderjarige 2] nog geen twaalf jaar is, heeft de kinderrechter in het gesprek met [minderjarige 2] geconstateerd dat zij duidelijk en consequent kan aangeven wat zij graag wil en wat zij vindt dat goed voor haar is. Zij heeft laten weten dat zij een andere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wenst. [minderjarige 2] heeft deze wens in het gesprek met de kinderrechter nader kunnen motiveren. Gelet hierop ziet de kinderrechter aanleiding om naast [minderjarige 1] ook [minderjarige 2] te ontvangen in haar vraag.
4.4
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben afzonderlijk van elkaar, kort samengevat, aangegeven dat zij meer bij hun moeder willen zijn, en het liefst volledig bij hun moeder zouden willen wonen waarbij zij eenmaal per maand een paar uurtjes contact hebben met hun vader. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voelen zich fijner en gelukkiger bij hun moeder dan bij hun vader. De vader luistert niet goed naar hen en wordt snel boos. Ook mogen zij bij de vader niet praten over de moeder, en als zij hun moeder tegenkomen op het moment dat zij bij hun vader zijn, mogen ze haar geen gedag zeggen. Daarnaast mogen zij de telefoons die zij bij de moeder hebben niet meenemen naar de vader. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hier beiden veel moeite mee. Ook lopen zij er tegenaan dat hun ouders geen contact met elkaar hebben. Volgens [minderjarige 1] wordt zij door de ouders ingezet als postduif, en zij zou graag willen dat dit stopt. [minderjarige 2] heeft benadrukt dat zij zou willen dat haar ouders normaal tegen elkaar doen en gewoon met elkaar kunnen praten. [minderjarige 3] woont op dit moment volledig bij de moeder sinds een incident dat begin mei 2025 tussen haar en de vader heeft plaatsgevonden.
4.5
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij tevreden is over de zorgregeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan, waaraan tot op heden uitvoering wordt gegeven ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Deze regeling biedt voor iedereen duidelijkheid. Er spelen zorgen rondom [minderjarige 3] . Voor [minderjarige 3] is inmiddels hulpverlening geregeld, hetgeen bij iedereen voor meer rust heeft gezorgd. [minderjarige 3] verblijft op dit moment niet conform de zorgregeling bij de vader, maar zij komt wel weer regelmatig langs. Tussen de vader en de moeder is sprake van minimaal contact, dat hoofdzakelijk plaatsvindt via de e-mail. Soms geeft de vader wel eens een briefje mee aan de kinderen, waarop een boodschap staat geschreven voor de moeder. De vader houdt het contact met de moeder bewust af om rust te bewaren voor hemzelf en voor de kinderen. De vader voelt zich overvallen door de brieven die [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de kinderrechter hebben geschreven. De inhoud van de brieven is voorafgaand aan de mondelinge behandeling niet met hem gedeeld, en hij schrikt van hetgeen zij hebben geschreven en hebben aangegeven in het gesprek met de kinderrechter. In de beleving van de vader hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het namelijk fijn bij hem. Het doet de vader dan ook pijn om te horen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] meer bij de moeder willen zijn en het contact met hem zouden willen beperken tot eenmaal per maand.
4.6
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de brieven zelf aan de kinderrechter hebben geschreven, en dat zij hiermee geen bemoeienis heeft gehad. Wel hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met haar gedeeld waar zij tegen aan lopen bij de vader. De moeder heeft hiernaar geluisterd. De moeder wil de vader het contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet onthouden. Wel vindt zij het van belang dat de communicatie en samenwerking tussen haar en de vader gaat verbeteren. Volgens de moeder is er al langere tijd sprake van eenrichtingsverkeer; zij mailt de vader over zaken met betrekking tot de kinderen, maar de vader reageert hier niet of nauwelijks op. Telefonisch contact en contact via WhatsApp houdt de vader af. De moeder ervaart dit als heel lastig. Zij zou graag met de vader willen overleggen over zaken met betrekking tot alle drie de kinderen (dus zowel [minderjarige 3] , [minderjarige 1] als [minderjarige 2] ) en de kinderen op die manier willen ontlasten. Zij merkt namelijk dat de kinderen last ervaren van het gebrek aan communicatie tussen de ouders. Daarnaast ervaart de moeder dat het voor de kinderen heel ingewikkeld is dat zij geen rol in hun leven mag hebben op het moment dat zij bij de vader zijn. De kinderen mogen geen contact met haar opnemen en zelfs geen gedag tegen haar zeggen als zij haar tegenkomen. De vader plaatst de kinderen daarmee in een heel complexe en lastige positie.
4.7
De medewerkster van de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat er op dit moment nagenoeg geen communicatie tussen de ouders plaatsvindt. Ook lijken zij elkaar als ouder te ontkennen. Dit maakt dat de kinderen klem zitten tussen de ouders. Zij leven in twee gescheiden werelden. Dit is zeer belastend en schadelijk voor de kinderen. De oplossing is niet gelegen in een (vergaande) beperking van het contact tussen de kinderen en de vader. Dit zal de situatie voor de kinderen niet verbeteren. Belangrijk is dat de ouders gaan werken aan een verbetering van hun onderlinge verstandhouding, in die zin dat zij weer met elkaar gaan communiceren over de kinderen en elkaars bestaan als ouder gaan erkennen. Daarvoor is de inzet van hulpverlening nodig, waarbij de medewerkster een hulpverleningstraject voor de ouders bij mevrouw [naam] het meest aangewezen acht. Mevrouw [naam] kent geen wachtlijst en zij heeft de benodigde kennis en kunde om samen met de ouders aan hun problematiek te werken. Ook kan zij gesprekken voeren met de kinderen, voor zover nodig en gewenst.
4.8
Beide ouders hebben in reactie op het advies van de medewerkster van de Raad aangegeven mee te willen werken aan een hulpverleningstraject bij mevrouw [naam] , en bereid te zijn zich daarvoor (emotioneel) open te stellen om tot een verbetering van de situatie te komen. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling voor korte tijd geschorst om de ouders en de medewerkster van de Raad in de gelegenheid te stellen doelen op te stellen waaraan binnen het traject bij mevrouw [naam] gewerkt zal worden. Zij zijn het volgende overeengekomen:
1) Bespreken met de ouders op welke manier zij met elkaar gaan communiceren ten behoeve van de kinderen, zoals de wijze van communicatie (telefoon, app, mail), de frequentie van communicatie (1x per week vast of 2x of 1x per 2 weken), de formulering van de vraagstelling, de verwachtingen over en weer (antwoorden op elkaar of gelezen), wanneer wel communiceren en wanneer niet. Communicatie tussen de ouders vindt in elk geval niet meer plaats via de kinderen (aan de kinderen worden geen briefjes/boodschappen in de tas of mondeling meegegeven).
2) Betrekken van de kinderen bij doel 1 zodat hun visie c.q. wensen kunnen worden meegenomen.
3) Bespreken met de ouders hoe zij de kinderen op de hoogte brengen van het traject, dit gezamenlijk uitdragen en dezelfde boodschap aan de kinderen geven.
4) Indien gewenst, individuele of gezamenlijk gesprekken met de ouders voeren om oud zeer te bespreken en om de onderliggende belemmeringen weg te nemen.
5) Bespreken met de ouders of de kinderen meegenomen worden in het traject (wat is er voor hen nodig) zodat de huidige omgang voortgezet kan worden of anders vorm wordt gegeven.
4.9
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter op dit moment nog geen beslissing nemen over de zorgregeling tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de vader. Zij zal de vragen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanhouden voor de duur van drie maanden, en de mondelinge behandeling van de zaken voortzetten op
[datum] 2025 om [uur].
4.1
De ouderswordt verzocht om (ieder voor zich) twee weken voor voormelde mondelinge behandeling, te weten
uiterlijk op 2 september 2025, aan de kinderrechter schriftelijk te berichten wat de huidige stand van zaken is en of zij de mondelinge behandeling van de zaken door wil laten gaan of niet.
De Raadwordt verzocht om
uiterlijk op 2 september 2025het verslag van mevrouw [naam] , dat zij van het hulpverleningstraject zal opmaken en voor zover gereed, in te sturen naar de kinderrechter. In het geval het hulpverleningstraject bij mevrouw [naam] onverhoopt niet passend zou zijn en aldus eerder dan op [datum] 2025 een voorzetting van de mondelinge behandeling van de zaken gewenst is, verzoekt de kinderrechter de Raad haar hierover te informeren.
4.11
De kinderrechter acht het belangrijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zelf ook een terugkoppeling krijgen van haar beslissing. Daarom zal in een aparte brief aan zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] worden uitgelegd wat haar beslissing is. De kinderrechter acht het van belang dat beide ouders op de hoogte zijn van de inhoud van de brieven die [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ontvangen, welke brieven gelijkluidend zijn. Vandaar dat de tekst van de brief hieronder wordt weergegeven:
Beste [minderjarige 1] / [minderjarige 2],
Op 22 mei 2025 heb jij met de kinderrechter gesproken over jouw brief van 7 mei 2025 die jij aan de rechtbank hebt gestuurd. De kinderrechter vindt het heel knap dat je naar de rechtbank bent gekomen en met haar hebt gepraat. Na het gesprek met jou heeft de kinderrechter met jou afgesproken dat zij met jouw ouders zou gaan praten. Dat heeft zij gedaan op 19 juni 2025. Jouw beide ouders zijn naar dit gesprek gekomen. Ook was er een mevrouw van de Raad voor de Kinderbescherming bij dit gesprek aanwezig.
De kinderrechter heeft een goed gesprek met jouw ouders gehad. Jouw ouders hebben aangegeven dat zij het moeilijk vinden om met elkaar te praten over jou en jouw zussen. Zij willen graag leren om beter met elkaar te kunnen praten. Dit zodat de sfeer onderling beter wordt en jij je hopelijk weer fijner voelt bij jouw vader.
Jouw ouders hebben hierbij hulp nodig. Deze hulp gaat binnenkort starten. Jouw ouders zullen jou hierover meer gaan vertellen. Zij zullen dit gaan doen in overleg met de persoon die jouw ouders gaat helpen. Dit komt dus nog.
De kinderrechter zal op dit moment nog geen beslissing nemen over jouw brief. Zij wil op de hoogte blijven van de hulp die jouw ouders gaan krijgen. Op [datum] 2025 zal de kinderrechter kijken hoe het dan gaat. Je zal na die datum weer bericht van mij krijgen wat de kinderrechter verder met jouw brief gaat doen.
Mocht je vragen hebben, dan mag je mij een brief schrijven, e-mailen of bellen.
Met vriendelijke groet,
De griffier
Snatersen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
houdt de behandeling van de vragen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2025 om [uur]bij mr. Phillips, welke mondelinge behandeling plaatsvindt in het gerechtsgebouw te Breda, Stationslaan 10;
5.2
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als
oproepingvoor die mondelinge behandeling voor
de Raad;
5.3
bepaalt dat de ouders per aparte brief worden opgeroepen voor die mondelinge behandeling;
5.4
verzoekt de ouders en de Raad om uiterlijk op 2 september 2025 de kinderrechter te berichten zoals overwogen in rechtsoverweging 4.10;
5.5
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is op 19 juni 2025 mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, griffier, en op 24 juni 2025 schriftelijk vastgesteld.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van de rechtbank Breda.