ECLI:NL:RBZWB:2025:392

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
BRE 24/2557
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling WOZ-waarde woning en aanslag onroerendezaakbelastingen

Op 27 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 24/2557, waarin belanghebbende beroep aantekende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen Chaam. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 291.000, met als waardepeildatum 1 januari 2022. Belanghebbende stelde de heffingsambtenaar in gebreke en diende bezwaar in, maar dit werd op 13 februari 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank behandelde de zaak op 18 december 2024, waarbij belanghebbende en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals mr. A.K. Bisoen namens de heffingsambtenaar.

Tijdens de zitting bereikten partijen een compromis, waarbij de WOZ-waarde werd verlaagd tot € 260.000. De rechtbank oordeelde dat er geen geschil bestond over de toekenning van een dwangsom van € 357 en de wettelijke rente. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en bepaalde dat de heffingsambtenaar de griffierechten van € 51 en proceskosten van € 1.100,50 aan belanghebbende moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift werd naar de partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/2557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen Chaam, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 13 februari 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 291.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende voor het jaar 2023 ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen (de aanslag OZB) van de gemeente Alphen Chaam opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft op 12 januari 2024 de heffingsambtenaar in gebreke gesteld.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende op 13 februari 2024 ongegrond verklaard.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende, zijn gemachtigde en namens de heffingsambtenaar mr. A.K. Bisoen. Als toehoorder is verschenen de echtgenote van belanghebbende, aan wie bijzondere toegang is verleend.

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het is een eindwoning (bouwjaar 1984) met een woonoppervlakte van 96 m² gelegen op een perceel van 210 m².

Beoordeling door de rechtbank

3. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis met elkaar overeenstemming bereikt. Het compromis houdt in dat de bij beschikking vastgestelde waarde van de woning wordt verminderd tot een bedrag van € 260.000. Verder is ter zitting gebleken dat geen geschil bestaat over de toekenning en hoogte van de dwangsom, wetende € 357, en het toekennen van de wettelijke rente. De rechtbank zal hierover dienovereenkomstig beslissen en het beroep gegrond verklaren. Dit betekent dat belanghebbende recht heeft op een dwangsom van in totaal € 357 waarbij de wettelijke rente is verschuldigd vanaf 9 april 2024. [1] Ook de bij beschikking vastgestelde waarde wordt verlaagd en de daarmee samenhangende aanslag OZB wordt dienovereenkomstig verminderd.

Conclusie en gevolgen

4. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar de griffierechten van € 51 aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. Belanghebbende heeft in dit geval recht op 1 punt voor het bezwaarschrift, met een waarde van € 647, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 907. De rechtbank ziet geen aanleiding om 0,5 punt toe te kennen voor het aanvullende stuk van 27 november 2024 van belanghebbende, omdat op 25 november 2024 het verzoek van belanghebbende om repliek in te dienen door de rechtbank is afgewezen. De forfaitaire proceskostenvergoeding voor de beroepsfase wordt op grond van artikel 30a, tweede lid, van de Wet WOZ met een factor van 0,25 vermenigvuldigd. Omdat de waardebeschikking dateert van voor 1 januari 2024, is de wegingsfactor in bezwaar 1. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.100,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de WOZ-waarde van de woning tot een bedrag van € 260.000;
  • vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig;
  • stelt de door de heffingsambtenaar verbeurde dwangsom vast op € 357 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 april 2024 tot het tijdstip van voldoening;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.100,50 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.T. Jonker, griffier, op 27 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Met inachtneming van artikel 4:17, derde lid jo. 4:18 en artikel 4:87, eerste lid, van de Awb.