ECLI:NL:RBZWB:2025:3911

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
BRE 23/11036 AKW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van de Sociale Verzekeringsbank inzake gezinsbijslag en voorrangsrecht

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 9 oktober 2023, waarbij haar verzoek om volledige Nederlandse gezinsbijslag met ingang van oktober 2020 werd afgewezen. De SVB had vastgesteld dat de ex-partner van eiseres, die in België woont en daar werkt, recht heeft op gezinsbijslag, waardoor de SVB de Nederlandse gezinsbijslag vanaf oktober 2020 moest verlagen. Eiseres, die samen met haar twee kinderen in Nederland woont, ontving voorheen volledige gezinsbijslag, maar door de wijziging in de situatie van haar ex-partner ontstond er een samenloop van gezinsbijslagrechten tussen Nederland en België. De rechtbank heeft op 3 april 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, mr. F. Ergec, en de vertegenwoordiger van de SVB, mr. A. Marijnissen, aanwezig waren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de SVB op goede gronden heeft besloten om de gezinsbijslag uit België af te trekken van de Nederlandse gezinsbijslag, en dat de ex-partner van eiseres terecht als gezinslid is aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11036 AKW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Ergec),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht (SVB), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 oktober 2023 (bestreden besluit).
De SVB heeft gereageerd op het beroep met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde en namens verweerder mr. A. Marijnissen.

Beoordeling door de rechtbank

1.1
De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen het besluit van de SVB waarbij de afwijzing van het verzoek van eiseres om een volledige Nederlandse gezinsbijslag met ingang van oktober 2020, is gehandhaafd. De rechtbank doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.2
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
2. Eiseres woont samen met haar twee kinderen ( [persoon 1] en [persoon 2] ) in Nederland en zij is de hoofdverzorgster van de twee kinderen. De SVB betaalde de volledige Nederlandse gezinsbijslag met voorrang aan eiseres, omdat zij in Nederland verzekerd is. Uit onderzoek is gebleken dat eiseres vanaf november 2018 niet meer werkzaam is in Nederland en dat zij een bijstandsuitkering ontvangt.
Op 27 maart 2023 heeft de SVB van het Belgische zusterorgaan, FONS, vernomen dat de ex-partner van eiseres (de heer [persoon 3] ) vanaf 15 september 2020 in België woont en vanaf 1 november 2018 werkzaam is in België. Om die reden heeft de SVB verzocht om het voorrangsrecht met ingang van 1 november 2020 in België vast te stellen. Vanaf dat moment is een samenloop van gezinsbijslagrechten ontstaan tussen Nederland en België.
Met het besluit van 12 april 2023 (primair besluit) heeft de SVB besloten om vanaf
1 oktober 2020 de gezinsbijslag uit België af te trekken van de Nederlandse gezinsbijslag. De ex-partner van eiseres werkt namelijk vanaf 1 oktober 2020 in België en hij ontvangt gezinsbijslag die vergelijkbaar is met de Nederlandse gezinsbijslag.
Eiseres heeft op 23 mei 2023 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bestreden besluit
3.1
De SVB heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat zij op goede gronden vanaf 1 oktober 2020 de gezinsbijslag uit België aftrekt van de Nederlandse gezinsbijslag van eiseres. Het werkland heeft voorrang op het woonland en daarom dient België vanaf oktober 2020 met voorrang de gezinsbijslag te betalen. Om die reden kan de SVB vanaf de maand oktober 2020 enkel aanvullende gezinsbijslag betalen.
3.2
Verder heeft de SVB geen vordering op eiseres. In de situatie van eiseres is vanaf oktober 2020 sprake van behandelsoort 3 (samenloop). Voorheen was er sprake van behandelsoort 1 (geen samenloop). Als de behandelsoort bij de SVB wijzigt van 1 naar 3 betekent dit, dat niet de Dienst Toeslagen maar de SVB het kindgebonden budget betaalt. Normaliter zou dan geen terugvordering moeten ontstaan en gaat het hier enkel om een praktische wijziging achter de schermen. Echter, als er toch een terugvordering ontstaat bij de Dienst Toeslagen dan kan dit te maken hebben met het feit dat de Belastingdienst achteraf de hoogte van het kindgebonden budget wijzigt.
3.3
Ook moet de ex-partner van eiseres op grond van de Beleidsregels (nummer SB2269) van de SVB worden aangemerkt als gezinslid. De SVB wijst dan ook het verzoek van eiseres af om met ingang van 1 oktober 2020 volledige Nederlandse gezinsbijslag aan eiseres te betalen.
Beroepsgronden
4. Eiseres bestrijdt dat haar ex-echtgenoot terecht als een gezinslid is aangemerkt. Eiseres acht het bestreden besluit onevenredig en in strijd met het motiveringsbeginsel. Eiseres verzoekt de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren in die zin dat alsnog met terugwerkende kracht op generlei wijze recht op kinderbijslag van eiseres wordt herzien dan wel dat geen sprake is van terugvordering en eiseres met terugwerkende kracht het recht zal behouden op de volledige Nederlandse gezinsbijslag.
Oordeel van de rechtbank
5.1
In geschil is of de SVB op goede gronden heeft bepaald dat, nu de ex-partner van eiseres in België werkzaamheden verricht, het voorrangsrecht voor de uitbetaling van de gezinsbijslag in België ligt, en dat Nederland enkel de gezinsbijslag aanvult.
5.2
In de eerste plaats moet worden vastgesteld of de ex-echtgenoot van eiseres als gezinslid moet worden aangemerkt. In Beleidsregel SB2269 “Gezinsleden die in een andere lidstaat wonen” heeft de SVB aangegeven dat als gezinslid onder meer worden aangemerkt de persoon van wie de verzekerde uit de echt gescheiden is. De SVB sluit hiermee aan bij jurisprudentie van het Hof van Justitie. Gelet hierop heeft de SVB terecht de ex-echtgenoot van eiseres als gezinslid aangemerkt.
5.3
In het geval dat de ex-echtgenoot in het buitenland werkzaam is en eiseres niet meer werkt, volgt uit artikel 68, eerste lid onder a van de Verordening (EG) nr. 883/2004 dat bij uitbetaling van de gezinsbijslag het werkland voor het woonland gaat en dat dus België, immers het land waar de ex-echtgenoot werkt, de gezinsbijslag moet betalen. De SVB betaalt dan alleen nog een aanvullend bedrag als het gezinsbijslagbedrag uit het buitenland lager is dan de Nederlandse gezinsbijslag. Door dat aanvullende bedrag is de totale bijslag uit België en Nederland gelijk aan de volledige Nederlandse kinderbijslag. Tegen de berekening en hoogte van de aanvulling heeft eiseres geen gronden aangevoerd.
5.4
Eiseres heeft ten slotte een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel. Eiseres bepleit interne verrekening van de bedragen met het door de Dienst Toeslagen van haar teruggevorderde bedrag. Ter zitting heeft eiseres hierop aangevuld dat dat ze vooral niets meer met België te maken wil hebben en dat ze vindt dat Nederland de totale gezinsbijslag moet uitkeren en dat de SVB dan zelf moet gaan verrekenen met de Belgische uitkeringsinstantie.
Aan eiseres kan worden toegegeven dat interne verrekening tussen de verschillende uitkeringsinstanties het voor haar aanzienlijk eenvoudiger hadden gemaakt. Eiseres heeft van de Dienst Toeslagen in 2021, 2022 en 2023 kindgebonden budget ontvangen. Dat wordt nu teruggevorderd, maar dezelfde bedragen worden nu uitbetaald als enerzijds de kinderbijslag uit België en anderzijds de aanvulling daarop van het SVB. Dat betekent dat eiseres per saldo geen financiële gevolgen ondervindt. Voor de door eiseres bepleite interne verrekening tussen België en Nederland en tussen de Nederlandse instanties bestaat geen wettelijke grondslag, zodat die beroepsgrond niet kan slagen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Janzing, griffier, op 23 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verordening (EG) nr. 883/2004
Artikel 11 | Algemene regels
1. Degenen op wie deze verordening van toepassing is, zijn slechts aan de wetgeving van één lidstaat onderworpen. Welke die wetgeving is, wordt overeenkomstig deze titel vastgesteld.
2. Voor de toepassing van deze titel worden de personen die een uitkering ontvangen omdat of als gevolg van het feit dat zij een werkzaamheid uitvoeren in loondienst of een werkzaamheid anders dan in loondienst, beschouwd als personen die die werkzaamheid verrichten. Deze regel geldt niet voor uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom of aan nabestaanden, prestaties in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten, of prestaties bij ziekte voor behandeling voor onbepaalde tijd.
3. Behoudens de artikelen 12 tot en met 16:
a. geldt voor degene die werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in een lidstaat, de wetgeving van die lidstaat;
b. geldt voor ambtenaren de wetgeving van de lidstaat waaronder de dienst waarbij zij werkzaam zijn, ressorteert;
c. geldt voor degene die een werkloosheidsuitkering ontvangt overeenkomstig artikel 65 volgens de wetgeving van de lidstaat van zijn woonplaats, de wetgeving van die lidstaat;
d. geldt voor degene die wordt opgeroepen of opnieuw wordt opgeroepen voor militaire dienst of vervangende burgerdienst in een lidstaat, de wetgeving van die lidstaat;
e. geldt voor eenieder op wie de bepalingen van de onderdelen a) tot en met d) niet van toepassing zijn, de wetgeving van de lidstaat van zijn woonplaats, onverminderd andere bepalingen van deze verordening die hem prestaties garanderen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten.
Artikel 67 | Gezinsleden die in een andere lidstaat wonen
Een persoon heeft recht op gezinsbijslag overeenkomstig de wetgeving van de bevoegde lidstaat, ook voor de gezinsleden die in een andere lidstaat wonen, alsof deze in eerstbedoelde lidstaat woonden. Een pensioengerechtigde heeft echter recht op gezinsbijslag overeenkomstig de wetgeving van de lidstaten die bevoegd zijn voor zijn pensioen.
Artikel 68, eerste lid, onder a | Prioriteitsregels bij samenloop
1. Indien gedurende hetzelfde tijdvak en voor dezelfde gezinsleden in uitkeringen is voorzien op grond van de wetgeving van meer dan een lidstaat, zijn de volgende prioriteitsregels van toepassing:
a. Indien door meer dan een lidstaat uitkeringen verschuldigd zijn op verschillende gronden, is de volgorde van prioriteit de volgende: eerst de rechten verkregen op grond van werkzaamheden, al dan niet in loondienst, vervolgens de rechten verkregen op grond van een pensioen, en tenslotte de rechten op grond van de woonplaats;
Beleidsregel | Gezinsleden die in een andere lidstaat wonen (SB2269)
In artikel 67 van Verordening (EG) nr. 883/2004 is bepaald dat een persoon recht heeft op gezinsuitkering voor gezinsleden die in een andere lidstaat wonen, alsof zij in de voor de gezinsuitkering bevoegde lidstaat wonen. Uit onder meer de arresten Hoever en Zachow, Humer en Slanina van het Hof van Justitie EU blijkt dat gezinsleden hierdoor zelfstandig aanspraak kunnen maken op gezinsuitkeringen in de bevoegde lidstaat.
Voor gezinsleden van een in Nederland verzekerde persoon die in een andere lidstaat wonen, bepaalt de SVB de grond voor verlening van de kinderbijslag als bedoeld in artikel 68, eerste lid, Verordening (EG) nr. 883/2004 aan de hand van de omstandigheden waarin de verzekerde verkeert. Dit betekent dat de SVB uitgaat van een recht gebaseerd op werkzaamheden als de verzekerde werkzaamheden in Nederland verricht. De SVB gaat uit van een recht gebaseerd op pensioen als de verzekerde een Nederlands pensioen ontvangt. Zij gaat uit van een recht gebaseerd op wonen als de in Nederland verzekerde persoon geen werkzaamheden verricht noch een pensioen ontvangt. Het aldus ontstane recht op gezinsbijslag voor gezinsleden die in een andere lidstaat wonen, is een zelfstandig recht. Dit gaat niet verloren als de in Nederland verzekerde persoon niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op kinderbijslag, bijvoorbeeld omdat het kind uitwonend is en de in Nederland verzekerde persoon geen onderhoudsbijdrage levert. De SVB hanteert voor de toepassing van dit beleid de voorwaarde dat zowel de buiten Nederland wonende aanvrager als het kind waarvoor kinderbijslag wordt aangevraagd, gezinslid zijn van de in Nederland verzekerde persoon. Als gezinslid merkt de SVB in dit verband aan:
  • de echtgenoot van de verzekerde,
  • de persoon van wie de verzekerde gescheiden is,
  • de persoon met wie de verzekerde een eigen kind heeft en
  • de persoon met wie de verzekerde een gezamenlijke huishouding voert,
  • het kind waarvoor de verzekerde recht op kinderbijslag zou hebben als hij aan de in de AKW gestelde voorwaarden zou voldoen.