Op 27 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De rechtbank beoordeelt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die de WOZ-waarde van de woning op 1 januari 2023 had vastgesteld op € 613.000. Na bezwaar is deze waarde verlaagd naar € 588.000. De belanghebbende is van mening dat de waarde te hoog is en stelt dat deze op € 531.000 dient te worden vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak op 26 november 2024 behandeld, waarbij de belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde en dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn. De rechtbank oordeelt dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt haar griffierecht niet vergoed.