ECLI:NL:RBZWB:2025:3884

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
C/02/433835 / JE RK 25-614
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met gedragsproblemen en gebrek aan motivatie

Op 3 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2010. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, haar ouders en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. De kinderrechter heeft in eerdere beschikkingen al een machtiging verleend voor uithuisplaatsing, maar de situatie van de minderjarige is zorgwekkend. Haar gedrag, waaronder drugsgebruik en agressie, bemoeilijkt de zoektocht naar passende jeugdhulp. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de problemen van de minderjarige te behandelen en dat een verdere gesloten plaatsing noodzakelijk is om haar veiligheid te waarborgen. De ouders hebben moeite met het geven van toestemming voor de plaatsing, maar hebben deze niet ingetrokken. De kinderrechter heeft het verzoek van het college om de machtiging te verlengen toegewezen, met een nieuwe termijn van 11 juni 2025 tot 30 juli 2025. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 17 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/433835 / JE RK 25-614
Datum uitspraak: 3 juni 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE HALDERBERGE,
hierna te noemen: het college,
over
[de minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. L. Swart te Roosendaal .
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het nader verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 24 april 2025 en alle daarin vermelde stukken;
- de e-mail met bijlagen van de Jeugdprofessional namens het college van 20 mei 2025.
1.2.
Op 3 juni 2025 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- [de minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat;
- de moeder;
- de vader;
- twee vertegenwoordigers van het college.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [de minderjarige] eerst apart met de kinderrechter gesproken. Haar advocaat was daarbij aanwezig.

2.De nadere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van de kinderrechter van 24 april 2025 is een machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp met ingang van 30 april 2025 tot 11 juni 2025. De beslissing op het verzoek van het college is voor het overige aangehouden tot voormelde zitting. De kinderrechter heeft in de beschikking aan het college verzocht om uiterlijk drie dagen voorafgaand aan de zitting een plan van aanpak en een update over het verblijf van [de minderjarige] bij [accommodatie] over te leggen.
Het verzoek
2.2.
Op dit moment is aan de orde het verzoek van het college om voor [de minderjarige] een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp te verlenen voor de (resterende) duur van 11 juni 2025 tot 30 juli 2025.
De standpunten
2.3.
Namen het college is in de e-mail met bijlagen van 20 mei 2025 aangegeven dat het verzoek gehandhaafd blijft. [accommodatie] heeft dit geadviseerd. Er is een evaluatie van het behandelplan van 5 mei 2025 overgelegd. Daaruit blijkt dat [de minderjarige] in de weken voor de evaluatie enkele positieve stapjes heeft gezet, maar daarna is het weer minder goed gegaan. Ze laat weinig motivatie voor de behandeling zien. Zij heeft zich nog een keer onttrokken aan de groep en ze heeft forse agressie richting de groepsleiding laten zien. Ze verheerlijkt haar drugsgebruik en wil daar niet mee stoppen. Er wordt gezocht naar een passende vervolgplek voor [de minderjarige] . Er is navraag gedaan bij verschillende zorgaanbieders, maar tot nu toe zijn er enkel afwijzingen ontvangen door het gebrek aan motivatie en het niet hebben van een eigen behandelvraag bij [de minderjarige] . Ook is haar drugsgebruik een contra-indicatie. De jeugdprofessionals en de gedragswetenschappers van [accommodatie] vinden dat de behandeling bij de [kliniek] passend zou zijn, maar [de minderjarige] staat daar niet voor open. Ze moet echter intrinsiek gemotiveerd zijn voor deze aanpak. Anders heeft een aanmelding geen zin en zal ze worden afgewezen. [de minderjarige] is daarom nu aangemeld voor een bespreking van het Regionaal Expertise Team om tot een passend hulpaanbod te kunnen komen. De jeugdprofessionals hopen dat eind juni de bespreking aldaar plaats zal vinden. Het is voor de veiligheid van [de minderjarige] noodzakelijk dat zij nu nog bij [accommodatie] blijft. Er zijn teveel risico’s als zij naar huis gaat. Haar drugsgebruik zal dan waarschijnlijk toenemen en dan verergeren de problemen en haar gedrag en brengt zij zichzelf weer in onveilige situaties.
2.4.
[de minderjarige] heeft aangegeven dat zij vindt dat zij de door [accommodatie] gestelde doelen niet nodig heeft. Ze heeft schematherapie, maar volgens haar rookt ze alleen even met de therapeut. Ze heeft in de afgelopen weken echt geprobeerd zich in te houden met weglopen, drugsgebruik en agressie. Ze heeft twee weken geleden nog geblowd, maar ze heeft het ook een paar keer niet gedaan terwijl ze wel de gelegenheid had. Ze moest laatst in de isoleercel blijven, omdat ze dachten dat ze harddrugs had gebruikt. Dit was echter niet zo en ze wilden geen urinecontrole bij haar afnemen. Ze heeft maar één keer geweld gebruikt richting een groepsbegeleider en ze heeft al vaak sorry tegen haar gezegd. Zij vindt zelf dat ze kleine stapjes vooruit maakt. De groepsleiding heeft gezegd dat ze haar niet verder kunnen helpen. Ze wil niet naar de [kliniek] . De eerste weken mag ze dan haar familie niet zien en niet roken. Ze wil terug naar haar vader. Ze wil dan wel akkoord gaan met voorwaarden waar zij zich dan aan moet houden. Ze zou eventueel ook terug naar de GGZ willen.
De advocaat van [de minderjarige] heeft aangegeven dat het verdere verblijf in [accommodatie] alleen maar schadelijk voor [de minderjarige] zal zijn. [de minderjarige] heeft paniekaanvallen. Ze heeft zestien uur in een isoleercel verbleven. Er is geen vooruitgang in haar traject te zien. Het is niet de verwachting dat er binnen de komende zes weken wel een passende vervolgplek beschikbaar is, dus dan blijft de huidige situatie voortduren. Het is in strijd met [de minderjarige] belangen om nog langer bij [accommodatie] te verblijven. Het zou voor [de minderjarige] dan beter zijn om bij haar vader te verblijven met een voorwaardelijke machtiging. De advocaat verzoekt daarom het verzoek van het college af te wijzen.
2.5.
De moeder heeft aangegeven dat het uitzichtloos is voor [de minderjarige] . Over zes weken is er nog geen oplossing, dus dan volgt er weer een verlenging van dit verblijf bij [accommodatie] . De moeder ziet meer in een voorwaardelijke machtiging, met een voorwaarde die ziet op het drugsgebruik. [de minderjarige] kan dan als er een passende plek voor haar is gevonden vervolgens daar een behandeling krijgen. Bij [accommodatie] worden de problemen van [de minderjarige] niet doorbroken en ze heeft er toegang tot drugs. Een andere mogelijkheid is dat ze naar haar zus in Marokko gaat. Ze is dan uit de omgeving en heeft geen toegang tot drugs. De moeder weet niet of zij kan instemmen met het verzoek van het college maar weet ook niet wat er anders moet gebeuren. Ze kan [de minderjarige] niet zelf veilig houden, maar ze wil deze plaatsing ook niet voor haar.
De vader weet ook niet of hij instemt met het verzoek. Hij verwacht geen verandering in de situatie van [de minderjarige] in de komende weken.
De beoordeling van de kinderrechter
2.6
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met forse opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft. Het is gebleken dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om haar problemen te behandelen. [1] De kinderrechter zal uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
2.7
Tijdens de vorige zitting leek er geen behandelplan voor [de minderjarige] binnen [accommodatie] te zijn. Ook was het haar en haar ouders niet duidelijk aan welke doelen er gewerkt werd. Uit de namens het college overgelegde stukken blijkt dat er door [accommodatie] wel een behandelplan was opgesteld en dat er met [de minderjarige] aan verschillende doelen zou worden gewerkt. Dit behandelplan is vervolgens begin mei 2025 geëvalueerd met [de minderjarige] en de ouders. Deze evaluatie is op schrift gesteld.
2.8
[de minderjarige] en de ouders leggen er de nadruk op dat er geen vooruitgang te zien is binnen [accommodatie] . Maar naar het oordeel van de kinderrechter ligt de sleutel hiertoe bij [de minderjarige] . [de minderjarige] is niet bereid te stoppen met blowen. Ze verheerlijkt haar drugsgebruik. Ze vindt de schematherapie nutteloos. Er is nog steeds sprake van heftige agressie vanuit [de minderjarige] . Ze onttrekt zich aan haar behandeling en loopt weg. Dit gedrag laat zij al lange tijd zien en is de reden dat eerder haar behandelplek bij de GGZ onhoudbaar is geworden. Ook toen bracht zij zichzelf in onveilige situaties. [de minderjarige] heeft geen motivatie om aan zichzelf te werken. Zij laat in woord en daad zien dat zij haar gedrag niet daadwerkelijk wenst te veranderen. Ook stelt zij eisen aan de vervolgplekken. Het mag niet ver weg zijn en ze wil wel kunnen roken en blowen. De jeugdprofessionals kunnen dan zoeken naar een vervolgplek tot ze een ons wegen, maar [de minderjarige] blokkeert door haar gedrag en eisenpakket zelf de mogelijkheden om bij [accommodatie] weg te komen. Er is volgens de jeugdprofessionals en gedragswetenschappers een bij [de minderjarige] ’s problematiek passend traject, namelijk een behandeling bij de [kliniek] , maar [de minderjarige] wil ook hier niet aan meewerken. Er resteert met de problematiek van [de minderjarige] dan nog maar één mogelijkheid om haar veilig te houden en dat is het verlengen van de plaatsing binnen de gesloten jeugdhulp. [de minderjarige] zal moeten gaan inzien dat zij zal moeten leren om met haar emoties, trauma’s en gedrag om te gaan zonder de drugs. Als zij laat zien dat ze aan zichzelf wil werken en daarin stappen laat zien, dan is een vervolgstap mogelijk en kan er gekeken worden naar de mogelijkheid van een voorwaardelijke machtiging, open plaatsing of thuisplaatsing bij haar vader. Nu is dat echter nog niet aan de orde en maakt het gedrag van [de minderjarige] naar het oordeel van de kinderrechter een verdere gesloten plaatsing nog noodzakelijk.
2.9
De plaatsing van [de minderjarige] betreft een plaatsing met toestemming van de ouders met gezag. Tijdens de zitting bleek dat de ouders moeite hebben met het geven van hun toestemming maar anderzijds hun toestemming ook niet uitdrukkelijk hebben ingetrokken. De kinderrechter heeft er alle begrip voor dat het voor de ouders van [de minderjarige] erg moeilijk is om toestemming te blijven geven voor een plaatsing binnen geslotenheid, vooral nu zij zien dat [de minderjarige] nauwelijks stappen vooruit aan het zetten is. Zij is echter van oordeel dat er nu geen alternatief is voor [de minderjarige] waarbij haar veiligheid gewaarborgd blijft en heeft het college daarom gewezen op de mogelijkheid van het betrekken van de Raad voor de Kinderbescherming voor het geval de ouders hun toestemming intrekken.
2.1
De kinderrechter zal gezien het voorgaande het verzoek van het college toewijzen en een machtiging verlenen tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp met ingang van 11 juni 2025 tot 30 juli 2025.

3.De beslissing

De kinderrechter:
3.1
verleent een machtiging om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp met ingang van 11 juni 2025 tot 30 juli 2025.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025 door mr. Van Triest, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verger-Maas, als griffier, en op schrift gesteld op 17 juni 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).