ECLI:NL:RBZWB:2025:3865

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
BRE 22/3719, 22/3734 en 22/3735
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over onbevoegdheid en niet-ontvankelijkheid in belastingzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2025 uitspraak gedaan op het verzet van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 7 april 2023. In die eerdere uitspraak verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep van de belanghebbende, dat gericht was tegen een aankondiging van een dwangbevel. De rechtbank oordeelde dat de beroepen niet-ontvankelijk waren, omdat er eerst bezwaar gemaakt moest worden tegen de hoogte van de belastingaanslagen en aanmaningskosten. De rechtbank heeft de inspecteur en de ontvanger opgedragen om het beroepschrift als bezwaarschrift in behandeling te nemen.

De belanghebbende kwam in verzet tegen deze uitspraak, met de stelling dat de rechtbank onzorgvuldig en te snel had gehandeld en dat er geen duidelijke motivering was gegeven. De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er geen redelijke twijfel bestaat over haar eerdere oordeel en dat het verzet ongegrond is. De rechtbank heeft de belangen van de belanghebbende in acht genomen door te wijzen op de mogelijkheid om het geschil over de aankondiging van het dwangbevel voor te leggen aan de civiele rechter. De rechtbank heeft de uitspraak van 7 april 2023 in stand gelaten en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/3719, 22/3734 en 22/3735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2025 op het verzet van

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank van 7 april 2023 in het geding tussen
belanghebbende
en

de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 7 april 2023 waarin de rechtbank (1) zich onbevoegd heeft verklaard van het beroep van belanghebbende kennis te nemen voor zover het is gericht tegen de mededelingen aankondiging dwangbevel, en (2) de beroepen niet-ontvankelijk heeft verklaard voor zover belanghebbende opkomt tegen de hoogte van de aanslagen en aanmaningskosten omdat er eerst bezwaar gemaakt dient te worden. Omdat niet is gebleken of de bezwaarfase is doorlopen, zijn de inspecteur en de ontvanger opgedragen om het beroepschrift in behandeling te nemen als bezwaarschrift tegen de aanslagen respectievelijk de aanmaningskosten.
1.1.
Belanghebbende heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 7 april 2023 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [1] is dat zij onbevoegd is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De beroepen van belanghebbende
4. De beroepen van belanghebbende waren gericht tegen (extra) aangekondigde dwangbevelen.
4.1.
De griffier van de rechtbank heeft belanghebbende bij brief van 3 augustus 2022 medegedeeld dat er geen beroep openstaat bij de (fiscale) bestuursrechter tegen een aankondiging voor het opleggen van een dwangbevel bij het niet tijdig voldoen van openstaande bedragen. Belanghebbende is daarom gevraagd om de beroepen in te trekken.
4.2.
De (fiscale) bestuursrechter is wel bevoegd om te oordelen over uitspraken op bezwaren met betrekking tot de hoogte van belastingaanslagen en voor bezwaar vatbare beschikkingen. Belanghebbende is gevraagd om hiervan afschriften te overleggen.
4.3.
De rechtbank heeft op 9 augustus 2022 een reactie ontvangen van belanghebbende dat hij de beroepen niet intrekt, omdat zijn beroepen gericht zijn tegen de hoogte van de aanslagen en aanmaningskosten. Belanghebbende heeft geen uitspraken op bezwaar bijgevoegd.
De uitspraak van 7 april 2023
5. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel vaststaat. De rechtbank heeft zich kennelijk onbevoegd geacht en de beroepen voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
Het verzet van belanghebbende
6. Belanghebbende is in verzet gekomen en is van mening dat de beslissing van de rechtbank onzorgvuldig en te snel is genomen en er voorbij wordt gegaan gaat aan de belangen van belanghebbende. Ook ontbreekt naar zijn mening een duidelijke motivering.
7. De rechtbank is van oordeel dat geen redelijke twijfel bestaat over het eindoordeel in deze zaak. De wet biedt dan de gelegenheid om uitspraak te doen zonder belanghebbende eerst uit te nodigen op een zitting. [2] Er is daarom niet onzorgvuldig of te snel gehandeld.
8. De rechtbank heeft in de uitspraak van 7 april 2023 uitgelegd waarom zij niet bevoegd is de mededeling aankondiging dwangbevel te beoordelen. Daarbij heeft zij verwezen naar de wetsartikelen waar dit op is gebaseerd. Hetzelfde geldt voor het oordeel dat eerst bezwaar moet worden gemaakt tegen de aanslagen en aanmaningskosten, voordat daartegen beroep kan worden ingesteld. De rechtbank acht die oordelen juist en voldoende gemotiveerd. Daarbij zijn de belangen van belanghebbende in acht genomen door te wijzen op de mogelijkheid om het geschil over de aankondiging dwangbevel voor te leggen aan de civiele rechter en het beroepschrift voor de hoogte van de aanslagen en de kosten van de aanmaning in behandeling te geven bij de inspecteur en de ontvanger als bezwaarschrift. Er is dan ook geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak van 7 april 2023 is geoordeeld.

Conclusie en gevolgen

9. De grond van het verzet slaagt niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 7 april 2023. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Dekkers griffier, op 20 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.