ECLI:NL:RBZWB:2025:3855

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
21/452 WLZ
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor Wlz-zorg wegens onvoldoende bewijs van blijvende zorgbehoefte

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) behandeld. Eiser, die lijdt aan PTSS en depressieve klachten, had op 31 mei 2020 een aanvraag ingediend voor 24-uurs zorg in de nabijheid, omdat zijn zus als mantelzorger overbelast dreigde te raken. Het CIZ had deze aanvraag echter afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een blijvende behoefte aan zorg. De rechtbank oordeelt dat het CIZ zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische informatie niet voldoende aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat eiser per 1 januari 2021 een blijvende zorgbehoefte had. De rechtbank wijst erop dat de medische situatie van eiser niet adequaat is behandeld en dat er nog mogelijkheden voor verbetering zijn. Eiser heeft geen nieuwe informatie overgelegd die zijn claims ondersteunt, en de rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/452 WLZ

uitspraak van 18 juni 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. F.E.R.M. Verhagen,
en

de Raad van Bestuur van het CIZ (het CIZ), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over zijn aanspraak op zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.1.
In het besluit van 2 september 2020 (primair besluit) heeft het CIZ een aanvraag van eiser op grond van de Wlz afgewezen.
1.2.
In het bestreden besluit van 21 december 2020 heeft het CIZ eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Het CIZ heeft op eisers beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van eisers beroep op een zitting van 23 december 2022. De rechtbank heeft deze behandeling op verzoek van eisers gemachtigde op 13 december 2022 verdaagd, en haar in de gelegenheid gesteld om nieuwe medische informatie te overleggen. Nadat namens eiser informatie is overgelegd, heeft het CIZ daarop gereageerd met een brief van 3 september 2024. De rechtbank heeft partijen vervolgens gevraagd of zij behoefte hebben om te worden gehoord op een zitting. De gemachtigde van eiser heeft met een bericht van 25 april 2025 gereageerd op de reactie van het CIZ en aangegeven dat een zitting achterwege kan blijven. Het CIZ heeft niet binnen de hiervoor gestelde termijn verklaard dat zij op een zitting wil worden gehoord. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 7 mei 2025.

Overwegingen

De totstandkoming van de bestreden besluitvorming
2. Eiser is bekend met PTSS en depressieve klachten sinds 2010. Sinds een auto-ongeluk in 2008 is hij hulpbehoevend, en na het overlijden van zijn moeder in 2017 is eiser verder achteruit gegaan. Eiser heeft op 31 mei 2020 een aanvraag gedaan op grond van de Wlz, omdat zijn zus als mantelzorger overbelast dreigde te raken. Naar aanleiding van deze aanvraag is het CIZ overgegaan tot de besluitvorming die is weergegeven in de inleiding.
Het standpunt van het CIZ
3. Het CIZ stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid bij eiser niet kan worden vastgesteld met ingang van 1 januari 2021. Volgens het CIZ kan op basis van de aanwezige stukken namelijk worden geconcludeerd dat zijn beperkingen mogelijk nog kunnen afnemen na onderzoek en behandeling.
Eisers standpunt
4. Volgens eiser is hij (wel) aangewezen op Wlz-zorg, omdat sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur zorg per dag in de nabijheid. Hij voert aan dat uit de medische informatie van zijn psychiaters blijkt dat hij is uitbehandeld, en dat geen belangrijke verbetering of verslechtering wordt verwacht. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt medische stukken overgelegd, in de vorm van twee brieven van zijn neuroloog van 12 september 2023 en 4 december 2023, en een MOCA-protocol van 9 februari 2023.
Relevante regelgeving
5. In artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz is, onder meer, bepaald dat een verzekerde slechts toegang tot Wlz-zorg heeft, indien de daar genoemde grondslagen - waaronder de grondslag psychische stoornis - leiden tot een blijvende behoefte aan 24 uurs zorg in de nabijheid.
Het medische onderzoek van het CIZ
6. In de primaire besluitvormingsfase heeft medisch adviseur drs. [medisch adviseur 1] onderzoek gedaan, waarbij medische informatie is betrokken van eisers psychiater [psychiater 1] en huisarts [huisarts] . Ook is een ongedateerd en onvolledig document van [organisatie] (opgesteld door psychiater dr. [psychiater 2] ) betrokken in de beoordeling. Verder heeft een spreekuur plaatsgevonden op 29 juli 2020, in het bijzijn van eisers zus. [medisch adviseur 1] overweegt in haar rapport van 1 september 2020 dat eiser niet in staat is om zijn eigen zorgbehoefte adequaat in te schatten en te communiceren. Hij neemt geen initiatief tot het ondernemen van activiteiten, huishoudelijke taken en persoonlijke verzorging. Hij is angstig en achterdochtig, waardoor hij nauwelijks buitenshuis komt en sociale contacten vermijdt. Drie tot vier keer in de week heeft hij paniekaanvallen, waarbij hij hevig hyperventileert. Hij heeft dan iemand in de nabijheid nodig om weer rustig te worden. Op dit moment is eiser niet in behandeling voor zijn psychische problematiek. Eerder was hij in behandeling bij een psychiater, maar de laatste documentatie dateert van oktober 2014. Een EMDR bleek destijds niet mogelijk. Er werd wel medicamenteuze behandeling gestart. In 2013 geeft de psychiater aan dat eiser zou moeten kunnen genezen van de PTSS, maar dat tot dan toe nog geen optimale behandeling heeft plaatsgevonden. De huisarts verwijst in een brief van 3 augustus 2020 naar het onvolledige document van psychiater [psychiater 2] uit 2016, waarin vermeld staat dat geen duidelijke verbetering of verslechtering van het geconstateerde letsel te verwachten is. Volgens [medisch adviseur 1] is de grondslag psychische stoornis aanwezig (PTSS en depressie). Uit de aangeleverde documenten is op te maken dat behandeling voor PTSS (EMDR) nooit van de grond gekomen is. Verder is onduidelijk of de huidige stoornissen en beperkingen (alleen) toe te schrijven zijn aan de eerder gestelde diagnosen uit 2014. Meer recente informatie afkomstig van een GGZ behandelaar ontbreekt. Mogelijk is ook sprake van NAH-problematiek, gezien het auto-ongeval in het verleden. Een NPO zou hier wellicht meer duidelijkheid over kunnen geven. Eiser komt nu niet in aanmerking voor Wlz-zorg. Hij behoeft op dit moment veel zorg door zijn psychiatrische aandoeningen, maar diagnostiek is nog niet afgerond en behandelmogelijkheden zijn niet uitgesloten. Er kan volgens [medisch adviseur 1] nog niet gesproken worden van een blijvende situatie.
7.1.
In de bezwaarfase heeft medisch adviseur drs. [medisch adviseur 2] alle beschikbare medische informatie bestudeerd. Op 3 en 4 november 2020 vond overleg plaats met een juridisch medewerker van het CIZ, om meer inzicht te krijgen in eisers situatie. [medisch adviseur 2] heeft verder medische informatie opgevraagd bij eisers huisarts op 5 november 2020. Diens reactie werd ontvangen op 25 november 2020, en bestond uit een ongedateerd ingevuld vragenformulier, en pagina’s uit een rapportage van [organisatie] die waarschijnlijk is opgesteld medio 2016. Verder is eiser gehoord tijdens een hoorzitting op 8 december 2020. In een advies van 1 december 2020 overweegt [medisch adviseur 2] dat niet (goed) kan worden geobjectiveerd dat eiser grote beperkingen ondervindt op verschillende levensterreinen. De huisarts heeft het in zijn schrijven van 24 juni 2020 enerzijds over toename van klachten na het overlijden van eisers moeder. Tegelijk verwijst de huisarts naar eisers psychiatrische problematiek, de behandelresultaten hiervan, en de eventuele nog onbenutte therapeutische opties. De huisarts verwijst ook naar pagina’s in het rapport van [organisatie] . Hierin wordt beschreven dat eiser nog het antidepressivum citalopram gebruikt, maar goed is opgeknapt doordat hij in zijn directe omgeving zijn verhaal heeft kunnen doen, zodanig dat de psychiater geen indicatie meer ziet voor therapie. Mogelijk dat elders in de rapportage van [organisatie] nog een onderbouwing te vinden is voor eisers claims, maar eiser noch zijn huisarts wilde deze verstrekken. Maar zelfs als de beperkingen zijn zoals eiser ze aangeeft, kan nu nog geen blijvendheid hiervan worden vastgesteld omdat de klachten nog niet adequaat zijn behandeld. Een blijvende noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid kan daarom dan ook niet worden vastgesteld. Geadviseerd wordt dat eiser zich tot zijn huisarts wendt voor doorverwijzing voor nadere diagnostiek en behandeling. Mochten na een dergelijk traject nog grote beperkingen resteren in de zelfredzaamheid, dan kan op dat moment een nieuwe aanvraag worden gedaan en de indicatie voor Wlz opnieuw worden beoordeeld.
7.2.
In een aanvullend schrijven van 9 december 2020 overweegt [medisch adviseur 2] (naar aanleiding van de hoorzitting in de bezwaarfase) dat op de hoorzitting geen nieuwe medische feiten zijn aangedragen. Op basis van de aanwezige stukken concludeert hij dat eisers beperkingen mogelijk nog kunnen afnemen na onderzoek en behandeling, en dat een blijvende noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid daarom nog niet kan worden vastgesteld. Dit betekent overigens niet dat eiser met zekerheid weer 100% klachtenvrij zal worden. Misschien verandert zelfs helemaal niets meer, maar dat is pas vast te stellen als eiser zich opnieuw heeft laten onderzoeken en – zo mogelijk – ook heeft laten behandelen. Door de huisarts wordt in de brief van 24 juni 2020 immers gesproken over toename van klachten na het overlijden van eisers moeder, en ook blijkt daaruit dat eiser niet meer wordt behandeld. Het advies aan eiser zich hiertoe tot de huisarts te wenden blijft daarom staan. Dit betekent ook niet dat eiser nu geen zorg nodig heeft. Zijn zus biedt deze zorg nu en dat is een belasting voor haarDit trekt [medisch adviseur 2] niet in twijfel. Het betekent wel dat deze zorg nu niet vanuit de Wlz geboden kan worden, maar elders moet worden gezocht.
Beoordeling door de rechtbank
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het onderzoek van het CIZ op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Hiertoe overweegt zij dat eiser is gezien op een spreekuur op 29 juli 2020 en is gehoord op een hoorzitting op 8 december 2020. Verder is een (zeer) ruime hoeveelheid (medische) informatie geraadpleegd. De rapporten van de medisch adviseurs van het CIZ zijn verder consistent en concludent, en inzichtelijk gemotiveerd. Het CIZ mocht zich daarom baseren op de rapporten van deze adviseurs.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het CIZ middels de rapporten van haar medisch adviseurs voldoende onderbouwd dat onvoldoende aanknopingspunten bestaan om op 1 januari 2021 aan te nemen dat eiser een blijvende behoefte had aan 24 uur zorg per dag in de nabijheid. De rechtbank hecht daarbij met name belang aan de steekhoudende bespreking van de brieven van eisers huisarts van 24 juni 2020 en 3 augustus 2020, in samenhang met de beschikbare pagina’s uit het rapport van [organisatie] . Eisers gemachtigde wijst in een e-mail van 23 april 2025 erop dat de psychiater van [organisatie] in 2016 stelde dat hij geen belangrijke verbetering of verslechtering verwachtte van het op zijn vakgebied geconstateerde letsel, maar deze enkele opmerking uit 2016 geeft nog geen uitsluitsel over eisers prognose op 1 januari 2021. De rechtbank merkt hierbij op dat in de beschikbare pagina’s van het rapport van [organisatie] is opgenomen dat eisers therapietrouw bij zijn behandeling door psychiater [psychiater 1] te wensen overliet. Eisers gemachtigde stelt in de e-mail van 23 april 2025 verder dat psychiater [psychiater 1] in een brief van 16 april 2013 reeds benoemde dat de prognose minder gunstig was gezien de duur van de klachten, maar [psychiater 1] benoemt in deze brief ook dat eiser zou moeten kunnen genezen van de PTSS en er nog geen optimale behandeling heeft kunnen plaatsvinden. In een latere brief van 29 oktober 2014 merkt [psychiater 1] op:
"Analyse posttraumatische stressstoornis en depressie, nu gedeeltelijk in remissie".
10. De rechtbank stelt vast dat eiser geen informatie heeft overgelegd die erop duidt dat hij ten tijde van de peildatum van 1 januari 2021 was uitbehandeld. De rechtbank wijst er hierbij op dat het CIZ heeft geprobeerd om bij hem meer actuele informatie te krijgen over behandelopties, gelet op een brief van 5 november 2020 aan eisers huisarts. Eisers gemachtigde heeft in beroep wel nog nieuwe medische informatie overgelegd, in de vorm van twee brieven van de neuroloog van 12 september 2023 en 4 december 2023, en een MOCA-protocol van 9 februari 2023. Deze informatie geeft echter geen aanleiding om het standpunt van het CIZ onhoudbaar te achten. De informatie dateert van (ruim) na de peildatum van 1 januari 2021, zoals ook opgemerkt door het CIZ in een brief van 2 september 2024. Nog daargelaten de in die medische informatie gegeven adviezen, kan, anders dan gesteld door eiser in een e-mail van 23 april 2025, de overgelegde medische informatie niet zonder meer worden gerelateerd aan eisers toestand en prognose in 2020. Een conclusie over de blijvendheid van de zorgbehoefte per 1 januari 2021 kan daaruit niet worden afgeleid.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 18 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via "Formulieren en inloggen" op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.