In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 11 juli 2024 tegen de weigering van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 6 april 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. Eiseres had het UWV op 9 januari 2025 in gebreke gesteld, en sindsdien is er geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen vier maanden na deze uitspraak een besluit moet nemen op het bezwaar.
De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 53,- aan eiseres vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 453,50 betalen. De rechtbank benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en geeft het UWV de tijd om alsnog een besluit te nemen, rekening houdend met de achterstand in het inplannen van spreekuren door een tekort aan verzekeringsartsen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.