ECLI:NL:RBZWB:2025:3818

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
RK 25-003937
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 530 Sv aan gewezen verdachte

Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, een verzoekschrift tot schadevergoeding ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) behandeld. Het verzoekschrift was ingediend op 6 februari 2025 door de verzoeker, geboren in 2009, die werd vertegenwoordigd door mr. C. van Aken. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, stelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard diende te worden omdat het verzoekschrift niet correct was ondertekend. Na herstel van dit gebrek door de advocaat, werd ingestemd met een pro-formabehandeling van het verzoekschrift, waarbij de verzoeker en zijn advocaat niet hoefden te verschijnen.

Tijdens de openbare raadkamer op 20 mei 2025 werd het verzoek beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de zaak zonder straf of maatregel was geëindigd en dat zij bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank concludeerde dat de kosten van rechtsbijstand en de kosten voor het indienen van het verzoekschrift voldoende waren onderbouwd. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 1.141,63, bestaande uit € 801,63 voor rechtsbijstand en € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift.

De beslissing werd genomen op 23 mei 2025 door mr. L.W. Louwerse, in tegenwoordigheid van griffier mr. A.S.S. Fanis, en werd op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-024504-25
raadkamernummer : 25-003937
datum : 20 mei 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend ten kantore van van mr. C. van Aken, Markt 33, 4931 BR Geertruidenberg,
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 6 februari 2025 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 801,63, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 23 januari 2025;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Namens verzoeker is verzocht een vergoeding van bovengenoemde schade toe te wijzen.
De officier van justitie heeft zich in de schriftelijke reactie op het standpunt gesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in diens verzoek nu het verzoekschrift zowel door verzoeker als door diens ouders niet is ondertekend. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verzochte kosten kunnen worden toegewezen conform het verzoek.
De rechtbank heeft voorafgaand aan de behandeling vastgesteld dat er een relatief gering verschil bestaat tussen het standpunt van verzoeker in het verzoekschrift en de reactie van de officier van justitie. Hierover is contact opgenomen met de advocaat en de officier van justitie. De advocaat heeft het gebrek hersteld door een door zowel door verzoeker als diens ouders ondertekend exemplaar van het verzoekschrift toe te zenden. Verzoeker en officier van justitie hebben ingestemd met een pro-formabehandeling van het verzoekschrift, waarbij verzoeker en de advocaat niet in raadkamer hoeven te verschijnen.
Op 20 mei 2025 heeft het onderzoek door de openbare raadkamer plaatsgevonden. Hierbij was de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, aanwezig. Verzoeker en de advocaat zijn hierbij niet verschenen.

2.De beoordelingDe zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 801,63is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.141,63, bestaande uit:
- € 801,63 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.141,63zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Van Aken Legal Advocatuur te Geertruidenberg, onder vermelding van “ [verzoeker] / OM (Jeugd);20240055”.
Deze beslissing is op 23 mei 2025 genomen door mr. L.W. Louwerse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 23 mei 2025.
De griffier is niet in staat om deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.