ECLI:NL:RBZWB:2025:3817

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
RK 25-006066
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 530 Sv aan gewezen verdachte

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoekster, geboren in 1970, had een verzoek ingediend voor vergoeding van kosten ten laste van de Staat, na vrijspraak in een eerdere strafzaak. De rechtbank heeft op 20 mei 2025 de zaak behandeld, waarbij de verzoekster en haar advocaat, mr. R.W. van Voorst Vader, aanwezig waren. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster recht heeft op een schadevergoeding, omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd. De rechtbank heeft de gevorderde kosten van rechtsbijstand, reiskosten en kosten voor de indiening van het verzoekschrift beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand van € 3.521,55, de reiskosten van € 32,08 en de forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer voldoende onderbouwd waren en heeft deze toegewezen.

In totaal is aan de verzoekster een bedrag van € 4.233,63 toegekend, dat overgemaakt zal worden op de rekening van de advocaat. De beslissing is genomen door mr. L.W. Louwerse en is op 23 mei 2025 openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoekster hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-261799-24
raadkamernummer : 25-006066
datum : 20 mei 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. R.W. van Voorst Vader advocaat te Hulst, (Havenfort 2, 4561 GD Hulst),
hierna te noemen: de verzoekster.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 26 februari 2025 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 3.521,55, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 32,08, voor vergoeding van reiskosten;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 31 januari 2025 waarbij verzoekster is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 20 mei 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. C.P.G. Tax, verzoekster en mr. R.W. van Voorst Vader als advocaat van verzoekster gehoord.
De advocaat van verzoekster heeft aangevoerd dat, gelet op de aard van de zaak en alle bijkomende omstandigheden, de gevorderde kosten alleszins redelijk zijn in verhouding tot de zaak.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij, gehoord hebbende de toelichting die is gegeven door de advocaat, zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.

2.De beoordelingDe zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 3.521,55is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting, voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 32,08toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 4.233,63, bestaande uit:
- € 3.521,55 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 32,08 aan reiskosten;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 4.233,63zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Derdenrekening De Rechter Advocaten te Hulst/Terneuzen, onder vermelding van “[referentie]”.
Deze beslissing is op 23 mei 2025 genomen door mr. L.W. Louwerse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 23 mei 2025.
De griffier is niet in staat deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.