ECLI:NL:RBZWB:2025:3814

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
02-085658-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op het slachtoffer door dochter en medeverdachte met voorbedachten rade

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte haar vader heeft vermoord. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, geboren in 2002, op 24 maart 2023 samen met haar medeverdachte haar vader heeft omgebracht. De feiten wijzen op een zorgvuldige planning en uitvoering van de moord, waarbij de verdachte haar vader onder valse voorwendselen naar een afgelegen plek heeft gelokt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte voorafgaand aan de moord gesprekken hebben gevoerd over het doden van de vader, en dat er voorbereidingen zijn getroffen, zoals de aankoop van een mes. De verdachte heeft op de dag van de moord intensief contact gehad met de medeverdachte en heeft zelfs afbeeldingen over het overlijden van een vader bekeken terwijl zij samen met haar vader in de auto zat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 jaar, met aftrek van het voorarrest, en heeft vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder affectieschade en shockschade. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de moord zwaar meegewogen bij de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-085658-23
vonnis van de meervoudige kamer van 19 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid-Oost, [locatie 2]
raadsman mr. B.J. de Pree, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 en 14 mei 2025, waarbij de officier van justitie mr. A.L. Beugeling-Gaillard en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] of de vader van verdachte) heeft vermoord.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de moord op [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair vrijspraak. Verdachte heeft geen wetenschap gehad van het plan van [medeverdachte] om [slachtoffer] te doden. Er kan dan ook niet worden bewezen dat sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet van verdachte gericht op de levensberoving van [slachtoffer] en van voorbedachten rade.
Subsidiair, voor het geval de rechtbank oordeelt dat sprake was van wetenschap bij verdachte en/of een gezamenlijk plan, wordt aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , zodat verdachte ook om die reden moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen en wat op zitting is besproken, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Overlijden [slachtoffer]
Verdachte is de dochter van [slachtoffer] . [slachtoffer] is in de avond van 24 maart 2023 op [adres] , nabij een aldaar staand onbewoond pand in het buitengebied van [locatie 1] , overleden aan de gevolgen van zes steekletsels aan de hals en de borst. Naast deze letsels was er ernstig hoofdletsel door hevige stomp botsende krachtinwerkingen. Er is eerst met een zwaar voorwerp verschillende keren tegen het hoofd van [slachtoffer] geslagen. Daarna is er verschillende keren in zijn hals en borst gestoken met een mes. Verdachte en [medeverdachte] hadden ten tijde van de dood van [slachtoffer] een affectieve relatie. Beiden zijn die avond op [adres] aanwezig geweest. Verdachte is samen met haar vader in zijn Volkswagen Golf van hun woning naar de [adres] gereden. Zij zijn daar om 21:21:29 uur aangekomen. [medeverdachte] is daar met zijn Citroën C1 om 21:24:01 uur aangekomen en heeft zijn auto langs de weg in de berm geparkeerd. Om 21:27:43 uur arriveerde [getuige 1] op [adres] . [medeverdachte] stond op dat moment vlakbij zijn auto en verdachte stond iets verderop bij de auto van haar vader. [getuige 1] en [medeverdachte] hadden een kort gesprek, waarna [medeverdachte] in zijn auto is gestapt en is weggereden. Op het moment dat [getuige 1] met zijn telefoon een foto wil maken van het kenteken van de auto waarin [medeverdachte] is weggereden, heeft verdachte aan de arm van [getuige 1] getrokken en gezegd dat er nog iemand lag. [getuige 1] heeft hierdoor geen foto kunnen maken van het kenteken. [getuige 1] zag daarna bij de auto van [slachtoffer] een man op de grond liggen die niet meer bewoog en zag dat zijn hele gezicht kapot was. Verdachte is met getuige [getuige 1] op [adres] achtergebleven. Zij hebben de politie gebeld, waarna deze ter plaatse is gekomen.
Afspraak [adres]
[slachtoffer] is met verdachte naar de [adres] in [locatie 1] gereden naar aanleiding van een telefoontje van [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft [slachtoffer] om 19:07 uur gebeld en met hem een afspraak gemaakt om aan hem later op de avond, op [adres] in [locatie 1] , oud ijzer te verkopen. Deze afspraak maakte [medeverdachte] onder de [bijnaam] en met een telefoonnummer dat hij die middag om 17:37 uur voor het eerst had geactiveerd. Om 20:08 uur heeft [medeverdachte] [slachtoffer] gebeld dat de afspraak wat later dan besproken zou kunnen plaatsvinden en om 20:54 uur heeft hij nogmaals gebeld om te zeggen dat hij kort erna op de [adres] zou kunnen zijn.
Verdachte wist dat [medeverdachte] (onder de [bijnaam] ) een afspraak met haar vader zou maken. Verdachte wist bovendien dat haar vader zeer geïnteresseerd was in oud ijzer. Zij was ervan op de hoogte dat deze afspraak zou plaatsvinden op een afgelegen plek en heeft ervoor gezorgd dat zij bij die afspraak aanwezig was.
Periode voor en na overlijden [slachtoffer]
Verdachte en [medeverdachte] hebben op 21 februari 2023 een gesprek gehad op Snapchat, waarin (onder meer) werd gesproken over het doodsteken / doden van [slachtoffer] .
[medeverdachte] heeft op 21 maart 2023 een mes gekocht. Hij heeft dit mes online besteld onder de [bijnaam] . Het mes is op 22 maart 2023 bij [medeverdachte] thuis bezorgd. De samenstelling van het staal en de coating van dit mes komen overeen met die van het mes waarmee [slachtoffer] is doodgestoken.
Op de dag van de dood van [slachtoffer] hebben verdachte en [medeverdachte] tussen 13:01 uur en 20:44 uur 22 keer telefonisch contact met elkaar gehad. In totaal hebben zij bijna vier uur met elkaar gebeld.
[medeverdachte] is in de middag van 24 maart 2023, rond 14:30 uur, in de omgeving van en op de [adres] geweest. Ook op dat moment hebben verdachte en [medeverdachte] met elkaar gebeld.
[medeverdachte] heeft diezelfde middag een wasmachinemotor gekocht via Marktplaats. Deze wasmachinemotor is later aangetroffen in de kofferbak van de Volkswagen Golf van [slachtoffer] . Daarnaast heeft [medeverdachte] die middag een paar schoenen gekocht.
[medeverdachte] heeft na de dood van [slachtoffer] , op 25 maart 2023 rond 06:00 uur in de ochtend kleding en de eerder genoemde nieuwe schoenen weggegooid in een vuilcontainer vlakbij zijn huis. Op deze kleding en op één schoen is bloed van [slachtoffer] aangetroffen. Ook is er bloed van [slachtoffer] aangetroffen in de auto van [medeverdachte] op de bodemmat van de kofferbak en op de greep van de kofferbak.
Vonnis [medeverdachte]
Bij vonnis van deze rechtbank van 24 januari 2025 is [medeverdachte] wegens medeplegen van moord veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar, met aftrek van het voorarrest.
Afbeeldingen op de telefoon van verdachte
Bij onderzoek van de telefoon van verdachte heeft de politie in de webhistory van het toestel verschillende afbeeldingen aangetroffen die samen beschouwd - kort gezegd - betrekking hebben op het overlijden van een vader en die op 24 maart 2023 tussen 07:01 uur en 23:23 uur op het toestel tevoorschijn zijn gekomen.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte niet bewust heeft gezocht naar afbeeldingen die het overlijden van een vader betreffen. De kans bestaat dat de afbeeldingen met die strekking op haar telefoon terecht zijn gekomen of zijn ingeladen nadat verdachte op 24 maart om 07:01 uur een zoekterm heeft gebruikt die niet ziet op het overlijden van een vader, maar bijvoorbeeld het missen van een vader. De afbeeldingen zijn later, zonder een op het bekijken van de afbeeldingen gerichte gedraging van verdachte op de telefoon tevoorschijn gekomen, bijvoorbeeld doordat verdachte een website heeft bezocht of door het verversen van een website op de achtergrond van de telefoon, zo voert de verdediging aan.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de telefoon waarop de afbeeldingen zijn aangetroffen, de telefoon van verdachte is. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat niemand anders van deze telefoon gebruik maakt. Verdachte is dan ook de enige gebruiker van de telefoon. Uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 19 juli 2023 blijkt dat er op 24 maart 2023 op meerdere momenten tussen 07:01 uur en 23:23 uur (waarvan een groot deel nog voor het overlijden van [slachtoffer] ) specifieke afbeeldingen in de webhistory van de telefoon tevoorschijn zijn gekomen bij het internet- en applicatiegebruik. Het is dus niet zo dat er op één moment, op één bepaald tijdstip, meerdere afbeeldingen tevoorschijn zijn gekomen. De afbeeldingen die tevoorschijn zijn gekomen op die verschillende momenten, hebben steeds als gemeenschappelijk thema: vader, overlijden en verlies. Daarnaast zijn die afbeeldingen tevoorschijn gekomen bij gebruik van het internet of applicaties door verdachte en daarom niet ‘automatisch’. De rechtbank gaat er gelet op het feit dat die soortgelijke afbeeldingen op verschillende momenten gedurende de hele dag (van 07:01 uur tot en met 23:23 uur) bij gebruik van het internet of applicatiegebruik tevoorschijn zijn gekomen, van uit dat verdachte die afbeeldingen op al die momenten bewust heeft bekeken.
Daarbij komt dat er ook een aantal dagen eerder, namelijk op 18 maart 2023, een soortgelijke afbeelding is aangetroffen op de telefoon van verdachte. Verdachte heeft dus ook op die dag een soortgelijke afbeelding bekeken. Het is toen bij één afbeelding gebleven. Het verweer dat de afbeeldingen op 24 maart 2023 op de telefoon van verdachte terecht zijn gekomen door het onbedoeld inladen dan wel verversen via internet gaat alleen daarom al niet op, omdat dat anders ook op 18 maart 2023 was gebeurd.
Door de verdediging is een voorwaardelijk verzoek gedaan tot nader onderzoek naar de vraag hoe deze afbeeldingen op de telefoon van verdachte tevoorschijn zijn gekomen. De rechtbank wijst dit verzoek af. Zij acht zich gelet op hetgeen hierboven is overwogen voldoende voorgelicht en ziet geen noodzaak om nader onderzoek te laten doen naar de afbeeldingen, ook niet naar de vraag of verdachte hiervoor specifieke zoektermen heeft gebruikt.
Opzet en voorbedachten rade
Zoals hiervoor is vastgesteld, hebben verdachte en [medeverdachte] op 21 februari 2023 een Snapchatgesprek gevoerd over de dood van de vader van verdachte. Verdachte heeft op de zitting over dit gesprek verklaard dat er inderdaad gesproken werd over het doden van haar vader, maar dat dit gesprek heeft plaatsgevonden toen zij boos was op haar vader waardoor zij bepaalde dingen heeft gezegd uit emotie en in een opwelling. Zij had, zo begrijpt de rechtbank haar verklaring, niet echt de bedoeling om haar vader om te brengen.
De rechtbank volgt verdachte hier niet in. In het Snapchatgesprek bericht verdachte dat er maar één optie is en dat ‘het’ opgelost moet worden. Ook geeft zij aan dat zij het anders zelf doet. Verdachte en [medeverdachte] weten kennelijk allebei wat deze ene optie is, want [medeverdachte] reageert met de mededeling dat hij ook al tot die conclusie was gekomen en dat hij verdachte ermee wil helpen. Hij doet vervolgens suggesties om de vader van verdachte om het leven te brengen, waarna verdachte en [medeverdachte] communiceren over concrete manieren om de vader van verdachte te doden.
Uit de inhoud van het Snapchatgesprek volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en [medeverdachte] al eerder, in een periode voorafgaand aan het gesprek van 21 februari 2023, het ombrengen van haar vader als oplossing voor de door verdachte met haar vader ondervonden problemen, hebben besproken. Uit de inhoud blijkt verder dat concrete manieren worden genoemd om haar vader om te brengen. Ook blijkt hieruit dat geen sprake is van een idee dat in een opwelling tot stand is gekomen, maar blijkt van de daadwerkelijke bedoeling van verdachte en [medeverdachte] om een manier te vinden om haar vader van het leven te beroven. Dat dit gesprek aldus moet worden uitgelegd, vindt bevestiging in de omstandigheid dat [medeverdachte] een dag na dit gesprek, op 22 februari 2023 via Google zoekt op de woorden ‘koolmonoxide’, ‘koolmonoxidevergiftiging’ en ‘welke apparaten geven koolmonoxide af’.
Op 21 maart 2023 heeft [medeverdachte] een mes gekocht en op 24 maart 2023 schoenen en een wasmachinemotor. De rechtbank is van oordeel dat de aankoop van dit mes, de schoenen en de wasmachinemotor moeten worden gezien als het treffen van voorbereidingen voor de uitvoering van het plan om [slachtoffer] te doden. Het moment dat [medeverdachte] in de middag van 24 maart 2023, rond 14:30 uur, in de omgeving van en op de [adres] is geweest, kwalificeert de rechtbank als het rijden van een voorverkenningsroute en merkt de rechtbank derhalve ook aan als een voorbereidingshandeling.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, heeft verdachte op 24 maart 2023 op meerdere momenten afbeeldingen (in totaal 44 keer) bekeken, welke afbeeldingen met onder meer de volgende teksten worden aangeduid:
  • Lieve papa, ik wou dat je bij me was;
  • Je vader is er niet meer;
  • Mijn overleden vader;
  • Mijn laatste dag bij pap;
  • Vaderdag .. graag zou ik mijn vader laten terugkomen.
Verdachte begon al om 07:01 uur in de ochtend met het bekijken van deze afbeeldingen. Dit terwijl haar vader op dat moment nog leefde. Ook toen verdachte bij haar vader in de auto zat op weg naar de afspraak op de [adres] , heeft zij dergelijke afbeeldingen bekeken.
Op 24 maart 2023 hebben verdachte en [medeverdachte] gedurende de hele dag intensief telefonisch contact met elkaar hebben gehad. Zoals hiervoor is vastgesteld, hebben zij die dag 22 keer met elkaar gebeld en in totaal bijna vier uur lang met elkaar gesproken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit overleg- en afstemmomenten geweest. Deze gesprekken vonden immers onder meer plaats op het moment dat [medeverdachte] op voorverkenning was in de omgeving van en op [adres] , vrijwel direct nadat hij de schoenen had gekocht en direct nadat [medeverdachte] als [bijnaam] met de vader van verdachte had gebeld om een afspraak met hem te maken. Ook op het moment dat verdachte na haar werk bij een taxibedrijf thuis bij haar ouders arriveert, heeft zij contact met [medeverdachte] . Zij heeft erop aangestuurd dat zij
– conform plan – samen op de [adres] zouden zijn en heeft voorkomen dat haar moeder in haar plaats mee zou gaan naar de afspraak.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen en meer in het bijzonder het hiervoor genoemde Snapchatgesprek, het intensieve telefooncontact op 24 maart 2023 en het bekijken door verdachte van de afbeeldingen over het overlijden van een vader af, dat [medeverdachte] en verdachte op enig moment na het Snapchatgesprek een concreet plan hebben gemaakt om haar vader om te brengen, welk plan bestond in het fingeren van een afspraak om oud ijzer te verkopen op een afgelegen plaats waar [slachtoffer] met een mes zou worden gedood. Verdachte en [medeverdachte] hebben elkaar steeds op de hoogte gesteld van hun gedragingen met het oog op het ombrengen van [slachtoffer] en hebben die gedragingen op elkaar afgestemd. Doordat verdachte tevens contact hield met haar vader en moeder, heeft zij in feite de afspraak met haar vader op de [adres] geregisseerd. Verdachte heeft zich met name tijdens de autorit geruime tijd kunnen bezinnen over het voorgenomen plan om haar vader om het leven te brengen. Zij heeft zich evenwel op geen enkel moment van het voornemen gedistantieerd. Integendeel, zij heeft tot het laatste moment afbeeldingen over het overlijden van een vader bekeken.
De verklaring van verdachte dat zij niet wist dat [medeverdachte] haar vader om het leven zou brengen en dat zij ervan uitging dat [medeverdachte] hem slechts wilde confronteren met zijn gedrag tegen haar en hem in kennis wilde stellen van hun relatie, is in strijd met de bewijsmiddelen. Bovendien valt niet in te zien – en verdachte heeft daarvoor ook geen afdoende verklaring gegeven – waarom een gesprek dat volgens verdachte tussen [medeverdachte] en haar vader zou worden gevoerd, zou moeten plaatsvinden bij een verlaten boerderij in het donker op het platteland van [locatie 1] .
De rechtbank concludeert dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte raad heeft gedood.
Medeplegen
De rechtbank kan niet met voldoende zekerheid vaststellen of verdachte of [medeverdachte] de geweldshandelingen tegen haar vader heeft verricht, dan wel dat zij dit beiden hebben gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit voor de bewezenverklaring van medeplegen in het midden blijven.
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte en [medeverdachte] beiden intensief en bewust hebben samengewerkt om [slachtoffer] van het leven te beroven en dat beiden daaraan een substantiële, onmisbare bijdrage hebben geleverd. Niet alleen zijn zij beiden betrokken geweest bij het beramen van de dood van [slachtoffer] , ook zijn zij beiden betrokken geweest bij de voorbereidingen daarop en de uitvoering van het plan. Verdachte heeft daarnaast geprobeerd te voorkomen dat [medeverdachte] als mededader zou worden geïdentificeerd door in eerste instantie te verklaren dat zij niet wist wie de persoon was met wie haar vader had afgesproken en door te beletten dat de [getuige 1] een foto kon maken van het kenteken van de auto waarin [medeverdachte] is weggereden. Zij heeft contacten met [medeverdachte] in haar telefoon verwijderd en de met hem gevoerde gesprekken gewist. Gelet op de bijdrage van zowel verdachte als [medeverdachte] , is sprake van medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] op 24 maart 2023 schuldig heeft gemaakt aan de moord op [slachtoffer] .
De verdediging heeft in het pleidooi de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen van [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] betwist. De rechtbank is op dit verweer niet ingegaan omdat deze verklaringen niet voor het bewijs zijn gebruikt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 24 maart 2023 te [locatie 1] tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door meermalen
- met kracht met een hard en/of zwaar voorwerp, tegen het hoofd te slaan en
- met een steekwapen in de hals en de borst te steken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 22 jaar met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan de moord op haar vader. Verdachte had volgens haar eigen verklaring geen goede band met hem en daarvoor was kennelijk maar één oplossing: haar vader moest dood. Hiervoor hebben verdachte en [medeverdachte] een plan bedacht waarbij [slachtoffer] onder valse voorwendselen naar een afgelegen, donkere plek werd gelokt. Verdachte en [medeverdachte] zijn daarbij zeer berekenend te werk gegaan. Het is verdachte die in de avond van 24 maart 2023 samen met haar vader in de auto is gestapt op weg naar de bewuste plek. Zij heeft hem letterlijk naar zijn gewelddadige dood toegereden, wetende dat dit de laatste minuten van zijn leven waren. [slachtoffer] is net nadat hij daar met verdachte aankwam op gruwelijke wijze met slag- en steekgeweld om het leven gebracht. Hij is eerst met een zwaar voorwerp tegen zijn hoofd geslagen en is daarna meerdere keren gestoken in zijn hals en borst.
Op 24 maart 2023 heeft verdachte gedurende de hele dag verschillende afbeeldingen opgezocht met als thema’s vader, overlijden en verlies. Zij heeft dit zelfs gedaan toen zij naast haar vader in de auto zat op weg naar de bewuste plek. Dit duidt op een zekere koelheid en gewetenloosheid.
Verdachte heeft haar bloedeigen vader vermoord. Hierdoor heeft zij abrupt een einde gemaakt aan zijn leven. Zij heeft hem het meest fundamentele recht, het recht op leven, ontnomen. Verdachte heeft daarnaast onherstelbaar leed en verdriet toegebracht aan haar eigen familie. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaringen die op de zitting zijn voorgelezen. De nabestaanden zullen dit verlies en de wetenschap dat [slachtoffer] door zijn eigen dochter is vermoord hun hele leven met zich mee moeten dragen. De moeder, broer en schoonzus van verdachte zijn op het plaats delict en in het mortuarium geconfronteerd met de zware verwondingen van [slachtoffer] . Zijn gezicht was ernstig verminkt. Het moet voor hen afschuwelijk zijn geweest om te zien hoe [slachtoffer] was toegetakeld en er uitzag. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte haar proceshouding mee. Verdachte heeft uiteindelijk eerst op zitting een verklaring afgelegd waarin zij haar betrokkenheid bij de moord volledig heeft ontkend en de schuld in de schoenen van haar ex-vriend [medeverdachte] schuift. Daarnaast heeft zij geprobeerd haar rol te verdoezelen door de politie op een verkeerd spoor te zetten. Zij heeft zich niet alleen tegenover de politie voorgedaan als getuige en onschuldig slachtoffer, maar heeft zelfs haar familie bedrogen door zich als dochter rouwend en medelevend op te stellen. Zo heeft zij een paar uur na de gruwelijke moord een Facebookbericht geplaatst met lieve woorden over haar vader en heeft zij op de begrafenis een toespraak gehouden, hetgeen volgens de rechtbank enkel als manipulatief en gewetenloos kan worden gezien. Het is voor de nabestaanden nog altijd onduidelijk wat er precies is gebeurd en waarom [slachtoffer] om het leven gebracht moest worden. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zeer zwaar aan en maakt haar rol in het geheel nog kwalijker dan die van de [medeverdachte] .
De redelijke termijn
De rechtbank constateert dat er geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Omdat verdachte in voorlopige hechtenis zit, geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting zou moeten zijn afgerond met een eindvonnis binnen zestien maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. De duur van de redelijke termijn kan echter worden beïnvloed door bepaalde omstandigheden zoals de omvang van het verrichte onderzoek (vgl. HR 17 juni 2008, NJ 2008/358, ECLI:NL:HR:2008:BD2578). De redelijke termijn is in dit geval gestart op 3 april 2023, omdat verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis (op 19 juni 2025) is een periode van twee jaar en meer dan twee maanden verstreken. De rechtbank constateert dat in de periode tot 29 augustus 2024 zeer veel en uitgebreid (ook forensisch) onderzoek is verricht en dat onderzoekswensen van de verdediging zijn uitgevoerd. Hiervoor is een ruimere tijdsperiode nodig geweest. Voorts heeft vervolgens op verzoek van de verdediging de eerder geplande zitting op 10 en 11 december 2024 geen doorgang gevonden. Dat betekent dat als de zaak, overeenkomstig de planning, op 10 en 11 december 2024 inhoudelijk was behandeld en afgedaan, de rechtbank al op 24 januari 2025 vonnis zou hebben gewezen. Voor zover de redelijke termijn door deze vertraging is overschreden, komt dat voor rekening van de verdachte.
De straf
Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van lange duur. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank heeft daarbij de rol van verdachte, haar proceshouding als ook dat zij haar eigen vader heeft vermoord zwaar meegewogen, hetgeen tot een hogere straf dient te leiden dan bij de [medeverdachte] is opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Zij legt daarom aan verdachte op een gevangenisstraf van 22 jaar met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert vergoeding van een bedrag van € 17.500,00 aan affectieschade.
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde 1] de dochter is van [slachtoffer] . In die hoedanigheid heeft zij op grond van de wet recht op vergoeding van affectieschade. In het Besluit vergoeding affectieschade is bepaald dat een kind van een overledene recht heeft op een bedrag van € 17.500,00. De rechtbank zal [benadeelde 1] daarom een bedrag van € 17.500,00 toekennen.
De benadeelde partijen [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert vergoeding van een bedrag van € 20.000,00 aan affectieschade en een bedrag van € 30.000,00 aan shockschade.
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert vergoeding van een bedrag van € 17.500,00 aan affectieschade en een bedrag van € 30.000,00 aan shockschade.
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert vergoeding van een bedrag van
€ 25.000,00 aan shockschade.
Affectieschade
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde 2] de echtgenote is van [slachtoffer] . In die hoedanigheid heeft zij op grond van de wet recht op vergoeding van affectieschade. In het Besluit vergoeding affectieschade is bepaald dat een echtgenote van een overledene recht heeft op een bedrag van € 20.000,00. De rechtbank zal [benadeelde 2] daarom een bedrag van € 20.000,00 toekennen.
[benadeelde 3] is de zoon van [slachtoffer] . In die hoedanigheid heeft hij op grond van de wet recht op vergoeding van affectieschade. In het Besluit vergoeding affectieschade is bepaald dat een kind van een overledene recht heeft op een bedrag van € 17.500,00. De rechtbank zal [benadeelde 3] daarom bedrag van € 17.500,00 toekennen.
Shockschade
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] op het plaats delict zijn geconfronteerd met het ernstig toegetakelde lichaam van hun man en (schoon)vader. Hij werd op dat moment gereanimeerd en had zware verminkingen aan zijn gelaat, nek en borstregio en zat onder het bloed. Doordat het lichaam op de plaats delict was uitverlicht, was het letsel des te meer zichtbaar. Deze confrontatie heeft, naar niet is weersproken, bij hen een hevige emotionele schok teweeggebracht, wat geresulteerd heeft in geestelijk letsel in de vorm van een posttraumatische stressstoornis (PTSS), zijnde een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Naar het oordeel van de rechtbank staat dan ook vast dat [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte (shock)schade hebben geleden.
Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte onrechtmatig jegens [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] heeft gehandeld en de door hen geleden (shock)schade moet vergoeden. Mede gelet op de gestelde en niet weersproken gevolgen en de bedragen die in (min of meer) vergelijkbare gevallen door rechters zijn toegekend, stelt de rechtbank deze naar billijkheid vast op de volgende bedragen:
  • [benadeelde 2] : € 20.000,00;
  • [benadeelde 3] : € 20.000,00;
  • [benadeelde 4] : € 10.000,00.
De rechtbank zal [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen en bepalen dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
De rechtbank zal bij alle benadeelde partijen de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van het plegen van het feit (24 maart 2023). Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Ten slotte zal de rechtbank bij alle benadeelde partijen de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen nu zij heeft vastgesteld dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Dit houdt in dat verdachte niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.

8.Het beslag

De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen telefoon van het merk Apple is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoort en dat het feit is begaan of voorbereid met behulp van het voorwerp.
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen TomTom aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

medeplegen van moord;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 22 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten:
* 1 STK GSM (PL2000-2023074328-G2574941, Paars, merk: Apple);
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
* 1 STK Navigator (PL2000-2023074328-G2575195, TomTom);
De benadeelde partij [benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 17.500,00, bestaande uit affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] , € 17.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 122 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 40.000,00,bestaande uit affectieschade en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] € 40.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 235 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 37.500,00, bestaande uit affectieschade en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3] € 37.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 222 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 10.000,00, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] € 10.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 85 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en
mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juni 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
zij op of omstreeks 24 maart 2023 te [locatie 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door meermalen, althans eenmaal
- met kracht met een breekijzer en/of hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp, tegen het hoofd te slaan en/of
- met een steekwapen in de hals en/of de borst, althans in het lichaam, te steken;
(art. 289 Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)