Op 19 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van computervredebreuk. De verdachte, geboren in 1985, werd ervan beschuldigd in de periode van 1 tot en met 3 februari 2022 in te breken in de systemen van een bedrijf, aangeduid als [B.V.]. De officier van justitie, mr. C. de Pagter, stelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk toegang had verkregen tot de database van [B.V.] door gebruik te maken van hackingsoftware, specifiek een SQL-injectietool. De verdediging betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat de verdachte in het kader van zijn werk ethisch hacken had uitgevoerd, maar de rechtbank oordeelde dat er geen toestemming was gegeven door [B.V.] voor dergelijke activiteiten.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk had gehandeld door in te breken in de systemen van [B.V.], wat leidde tot een aanzienlijke schade van € 27.000. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezinssituatie en het feit dat hij niet eerder voor een strafbaar feit was veroordeeld. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf van 60 uur met een proeftijd van twee jaar, waarbij de rechtbank de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging nam. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.