ECLI:NL:RBZWB:2025:3804

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
25-010038
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift DNA ongegrond

Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg het bezwaar van een veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel behandeld. Het bezwaarschrift was op 9 april 2025 ingediend. De veroordeelde, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.C.F. Jansen, was niet verschenen. Het bezwaar richtte zich tegen de toepassing van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, waarbij de veroordeelde aanvoerde dat het bepalen van zijn DNA-profiel niet van betekenis zou zijn voor de opsporing van strafbare feiten, gezien de lange tijd die sinds zijn veroordeling is verstreken. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat het DNA-profiel nog steeds relevant kan zijn, vooral in het kader van 'cold cases'. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tijdig en correct was ingediend, maar dat de omstandigheden niet zodanig waren dat er een uitzondering op de wet van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat het DNA-profiel van de veroordeelde nog steeds van belang kan zijn voor de opsporing en berechting van strafbare feiten, en verklaarde het bezwaar ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
raadkamernummer : 25-010038
datum : 20 mei 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA) van:

[de veroordeelde],

geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats],
domicilie kiezende ten kantore van mr. J.J.J. van Rijsbergen, Baronielaan 95, 4818 PC Breda,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Procedure

Het bezwaarschrift is op 9 april 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 20 mei 2025 het bezwaar in besloten raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de veroordeelde en tevens waarnemende advocaat voor mr. J.J.J. van Rijsbergen, mr. M.C.F. Jansen en de officier van justitie op zitting gehoord.
De veroordeelde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde.
De veroordeelde stelt dat sprake is van een uitzondering zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, van de Wet DNA, nu redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel gelet op de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de veroordeelde.
Namens de veroordeelde is aangevoerd dat het feit waarvoor veroordeelde is veroordeeld en dat ten grondslag ligt aan het bevel, dateert van 20 oktober 2004. Het kan zo zijn dat veroordeelde door de DNA-opname in de databank kan worden gekoppeld aan veel oudere zaken, zoals door de officier van justitie wordt aangevoerd. Dat is slechts een aanname en een veel te algemeen standpunt van het Openbaar Ministerie om nu in te nemen. De veroordeelde is van standpunt dat DNA-opname ongeveer 20 jaar later voorbijgaat aan het doel van de verwerking van DNA. Het is niet meer van enige betekenis voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt dat zich geen uitzondering voordoet in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wet DNA. Het DNA-profiel van veroordeelde kan nog steeds van betekenis zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. Dit wordt alleen al geïllustreerd in het geval van ‘cold cases’, waarin DNA leidt tot een oplossing van de zaak.

Beoordeling

Bij vonnis van 20 oktober 2004 is de veroordeelde door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank veroordeeld ter zake van brandstichting meermalen gepleegd.
De rechtbank is bevoegd.
Het bezwaar is tijdig en op de juiste wijze ingediend. De veroordeelde kan daardoor in het bezwaar worden ontvangen.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet DNA kan een bevel tot afname van celmateriaal enkel worden bevolen ter zake van een veroordeling voor een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv. De rechtbank stelt vast dat het misdrijf waarvoor het bevel is afgegeven, aan dit vereiste voldoet.
De maatstaf 'bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd' hangt samen
met de persoon van de veroordeelde. Het gaat daarbij om de situatie dat, ondanks een veroordeling wegens misdrijf, in de gegeven omstandigheden een DNA-onderzoek niet kan worden gerechtvaardigd. Blijkens de wetsgeschiedenis moet dan gedacht worden aan een veroordeelde van wie zeer onaannemelijk is dat hij ooit eerder een strafbaar feit heeft gepleegd voor de opsporing waarvan DNA-onderzoek van belang kan zijn, en die het misdrijf in de toekomst, bijvoorbeeld vanwege ernstige lichamelijke beperkingen, ook nooit meer zal kunnen begaan.
Hetgeen namens de veroordeelde is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat sprake is van een uitzonderingssituatie zoals hiervoor toegelicht. Het enkele feit dat de veroordeling dateert uit 2004 brengt niet met zich mee dat het DNA-profiel van veroordeelde redelijkerwijs niet van enige betekenis zou kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. De Officier van Justitie heeft, voor zover dit reeds gepleegde strafbare feiten betreft, in dit verband terecht gewezen op het bestaan van ‘cold cases’ die met behulp van DNA kunnen worden opgelost.
Het bezwaar zal ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door
mr. L.W. Louwerse, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2025.
De griffier is niet in staat om deze beslissing mede te ondertekenen.