Op 10 juni 2025 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, vertegenwoordigd door mr. R.G. Knegt, inzake de opheffing van beslag op een voertuig. Het beslag was gelegd op een Volkswagen Golf, die op 4 maart 2025 in beslag was genomen in verband met een verdenking van overschrijding van de maximumsnelheid door de zoon van de klager. De klager stelde dat het voertuig aan hem toebehoorde en dat zijn zoon het zonder zijn toestemming had gebruikt. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, betoogde dat de verkeersveiligheid zwaarder woog dan het persoonlijk belang van de klager, aangezien zijn zoon de feitelijke gebruiker van het voertuig was.
De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat de klager als rechthebbende van het voertuig diende te worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat er geen strafvorderlijk belang was bij het voortduren van het beslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat de klager wist of kon vermoeden dat zijn zoon met het voertuig een strafbaar feit zou plegen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van het voertuig aan de klager. Deze beslissing werd genomen door mr. L.W. Louwerse en is op 10 juni 2025 openbaar uitgesproken.