Op 20 mei 2025 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, een beslissing genomen in een zaak waarin klaagster verzocht om schadevergoeding op basis van artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.N. Ramnun, had een klaagschrift ingediend met het verzoek tot opheffing van het beslag op haar inbeslaggenomen goederen, waaronder een i-Pad Mini en een Samsung-telefoon. Klaagster stelde dat de beslagen goederen aan haar toebehoren en dat er geen belang meer bestond bij het onderzoek naar de gegevensdragers, aangezien het beslag al ongeveer een half jaar voortduurde. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, voerde aan dat het onderzoek naar de gegevensdragers nog gaande was en dat de toegangscodes ontbraken, waardoor het onderzoek bemoeilijkt werd. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de gegevensdragers, omdat deze in beslag waren genomen ten behoeve van de waarheidsvinding. De rechtbank verklaarde klaagster niet-ontvankelijk voor zover het klaagschrift betrekking had op de reeds geretourneerde goederen en verklaarde het klaagschrift voor het overige ongegrond. De beslissing werd genomen door mr. L.W. Louwerse en is op 23 mei 2025 uitgesproken in een openbare zitting.