In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juni 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) vanwege een te late beslissing op zijn bezwaar tegen de weigering van een Wajong-uitkering. Eiser had op 30 juli 2024 bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 16 juli 2024, maar het UWV heeft niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het UWV in gebreke is gesteld op 11 februari 2025 en dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar geeft het UWV vier maanden de tijd om dit te doen, gezien de capaciteitsproblemen die het UWV ondervindt. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 453,50 en het UWV moet het griffierecht van € 53,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.