ECLI:NL:RBZWB:2025:376

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
11380498 \ AZ VERZ 24-50 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en werkgever over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De werknemer, die sinds 1987 in dienst was als applicatiebeheerder, verzocht de kantonrechter om het ontslag op staande voet te vernietigen en om doorbetaling van loon. De werkgever had de werknemer op staande voet ontslagen op 14 en 21 oktober 2024, maar trok deze ontslagen terug tijdens de mondelinge behandeling. Partijen bereikten gedeeltelijk een minnelijke regeling, maar de werknemer erkende dat de arbeidsverhouding ernstig verstoord was, waardoor voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer mogelijk was. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, namelijk de ernstig verstoorde arbeidsverhouding. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 maart 2025, en partijen droegen ieder hun eigen proceskosten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer / rekestnummer: 11380498 \ AZ VERZ 24-50
Beschikking van 21 januari 2025
in de zaak van
[werknemer],
te [plaats 1] ,
verzoekende partij in het initiële verzoek,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [werknemer] ,
gemachtigde: mr. F.R. Heijstek, Stichting Rechtsbijstand ZLM,
tegen
[werkgever],
te [plaats 2] ,
verwerende partij in het initiële verzoek,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [werkgever] ,
gemachtigde: mr. C.A.F. Haans en mr. F.F.J. van Dijk, Olie & de Jonge Advocaten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift ontvangen op 30 oktober 2024;
- het verweerschrift tevens houdende verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst;
- het aanvullend verzoekschrift met wijziging van verzoek tevens verweerschrift (voorwaardelijk) in reconventie.
1.2.
Op 7 januari 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Door partijen zijn spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt. Uiteindelijk hebben partijen gedeeltelijk een minnelijke regeling bereikt. De afspraken die partijen op de mondelinge behandeling met elkaar hebben gemaakt, zijn in een
proces-verbaal vastgelegd. Partijen hebben verzocht voor het overige beschikking te wijzen. Na het sluiten van de mondelinge behandeling is beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [geboortedag] 1961, is sinds 1 december 1987 in dienst bij [werkgever] . De functie van [werknemer] is applicatiebeheerder met een loon van € 2.761,64 bruto per maand.
2.2.
Op 14 en 21 oktober 2024 is [werknemer] op staande voet ontslagen.

3.Het verzoek en de beoordeling

In het initiële verzoek en in het tegenverzoek
3.1.
[werknemer] verzoekt, na aanvulling van haar verzoek, – samengevat – primair de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen, [werkgever] te veroordelen tot betaling van loon en [werknemer] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden op straffe van een dwangsom indien [werkgever] hieraan niet voldoet. Subsidiair, indien het ontslag op staande voet niet wordt vernietigd, verzoekt [werknemer] [werkgever] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding. [werknemer] verzoekt daarnaast [werkgever] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Door [werkgever] is verweer gevoerd en ook heeft zij een tegenverzoek ingediend. [werkgever] verzoekt daarin onder andere – indien het ontslag op staande voet wordt vernietigd – de arbeidsovereenkomst tussen partijen op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, wegens een ernstig verstoorde arbeidsverhouding conform artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW. Een herplaatsing van [werknemer] ligt daardoor niet in de rede.
3.3.
Partijen hebben op de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over de financiële afwikkeling van het dienstverband. [werkgever] heeft de gegeven ontslagen op staande voet ingetrokken. [werknemer] heeft erkend dat inmiddels sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van [werkgever] in redelijkheid niet meer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ook [werknemer] ziet geen mogelijkheden meer voor herplaatsing. [werknemer] refereert zich ten aanzien van het tegenverzoek tot ontbinding van de overeenkomst aan het oordeel van de kantonrechter.
3.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Gelet op de referte van [werknemer] , zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden. De standpunten van partijen maken immers dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding te weten een ernstig verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van [werkgever] als werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Herplaatsing van [werknemer] is daarbij niet mogelijk. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst is [werknemer] niet verwijtbaar. Partijen hebben overeenstemming bereikt over de financiële afwikkeling van de arbeidsovereenkomst. Deze afspraken zijn vastgelegd in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling. Voorts is uit de stukken niet gebleken dat er een opzegverbod geldt als bedoeld in artikel 7:670 BW of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift (artikel 7:671b lid 2 BW). De kantonrechter kan daarom de arbeidsovereenkomst ontbinden.
3.5.
[werkgever] verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 maart 2025. Met toepassing van artikel 7:671b lid 9, aanhef en onder a BW zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden per 1 maart 2025.
3.6.
Partijen hebben op de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over de financiële afwikkeling van het dienstverband, waaronder de transitievergoeding, zodat daarover niet meer afzonderlijk beslist hoeft te worden.
3.7.
[werkgever] heeft ter zitting medegedeeld geen gebruik te zullen maken van de bevoegdheid om het verzoek in te trekken. [werkgever] hoeft daarom ook geen gelegenheid te krijgen voor intrekking.
3.8.
Partijen zijn overeengekomen dat ieder de eigen proceskosten zal dragen. De kantonrechter zal overeenkomstig beslissen.

4.De beslissing

4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 maart 2025;
4.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.