ECLI:NL:RBZWB:2025:3736

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
02-050541-25 + 02-143545-24 ttz. gev.
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het teweegbrengen van een ontploffing door middel van drie Cobra’s 6 met gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door het afsteken van drie Cobra’s 6 nabij een woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor anderen met zich meebracht. De verdachte, geboren in 2004 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op het moment van de feiten gedetineerd in P.I. Middelburg. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 mei 2025, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan lokaalvredebreuk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen levensgevaar voor de slachtoffers was, maar dat er wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel bestond. De verdachte heeft bekend en de rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en de overige bewijsstukken in het dossier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02-050541-25 + 02-143545-24 ttz. gev.
vonnis van de meervoudige kamer van 6 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
thans gedetineerd in P.I. Middelburg
raadsman mr. M.C.F. Jansen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E. Kool, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Met instemming van de verdediging heeft de rechtbank de behandeling van beide afzonderlijk aangebrachte zaken gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Voor wat betreft het parketnummer 02-050541-25 komt de verdenking er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door meerdere Cobra’s nabij een woning af te steken waardoor er gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen in de woning is ontstaan.
Daarnaast wordt verdachte er onder parketnummer 02-143545-24 van verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan lokaalvredebreuk.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit onder parketnummer 02-050541-25 wettig en overtuigend bewezen. Hij voert daartoe aan dat verdachte heeft bekend dat hij drie Cobra’s 6 aan elkaar heeft gebonden en bij de voordeur van de woning aan [adres 1] heeft afgestoken. Gelet op de hierdoor ontstane schade aan de voordeur en de ramen van de woning is het te duchten gemeen gevaar voor goederen een feit. Daarnaast gaat hij er ook van uit dat er door dit handelen levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen was te duchten. Uit het TNO-rapport volgt immers dat slechts één Cobra 6 al de kracht en impact heeft om goederen te vernielen en serieus letsel toe te brengen terwijl verdachte er drie heeft gebruikt. Daarnaast was het, gelet op het tijdstip van half 6 ’s middags, voorzienbaar voor verdachte dat de bewoners thuis waren. Van het medeplegen vordert hij vrijspraak nu niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met de vriendin van verdachte.
De officier van justitie acht gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter zitting en de overige stukken in het dossier ook het feit onder parketnummer 02-143545-24 wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat verdachte beide feiten bekent en refereert zich voor de lokaalvredebreuk aan het oordeel van de rechtbank. Voor het teweegbrengen van de ontploffing vordert hij vrijspraak van het medeplegen nu niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met de vriendin van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
02-050541-25
De rechtbank is van oordeel dat het feit onder dit parketnummer wettig en overtuigend kan worden bewezen. Omdat verdachte dit feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak ter zake hiervan heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen onder meer uit het eindproces-verbaal met onderzoeksnummer ZB1R025004/ HELMKEVER opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 150, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 23 mei 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 2 januari 2025, p. 11;
- het fotoblad met proces-verbaal nummer PL2000-2025001713-2, los in het dossier;
- het geschrift, zijnde het TNO rapport betreffende het onderzoek naar de impact van illegaal vuurwerk, p. 78.
Gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
Op grond van het bewijsmiddelenoverzicht staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat er door het ontsteken van de drie Cobra’s 6 nabij de voordeur van de woning van [aangever 1] en [aangever 2] (verder: [aangever 1] en [aangever 2] ) gemeen gevaar voor goederen is ontstaan nu zich dit ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt.
Naar het oordeel van de rechtbank bestond er met het handelen van verdachte ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander. Verdachte heeft drie Cobra’s 6 neergelegd en aangestoken nabij de woning waarvan hij wist dat deze door tenminste twee personen werd bewoond. Gelet op het tijdstip waarop de Cobra’s zijn aangestoken, rond 17.30 uur, was het voor verdachte voorzienbaar dat er personen in de woning aanwezig zouden zijn op het moment dat de Cobra’s zouden exploderen. Dat hij in de veronderstelling verkeerde dat dit twee andere personen waren dan de daadwerkelijke bewoners maakt dat niet anders.
Over een Cobra 6 is bekend dat dit een zwaar knalvuurwerk is dat een forse explosie teweegbrengt. Verdachte heeft ook verklaard dat hij daarmee bekend was. Verder kan uit het TNO-rapport de conclusie worden getrokken dat er ernstig lichamelijk letsel kan ontstaan als een persoon zich op (korte) afstand van een exploderende Cobra 6 bevindt. Ook kan hieruit worden afgeleid dat wanneer een Cobra 6 bij een glazen ruit tot ontploffing komt, zoals hier onder meer het geval was, dat het glas kapot springt en wegvliegt. Het is aannemelijk dat een persoon die zich in de directe nabijheid hiervan bevindt en hierdoor wordt geraakt, ernstig lichamelijk letsel kan oplopen. Dit geldt temeer nu er drie Cobra’s 6 tegelijk zijn afgestoken. Dit in combinatie met de kracht van de explosie die af te leiden is uit de schade aan de voordeur, het tijdstip waarop de ontploffing teweeg is gebracht (rond etenstijd), de locatie waar de ontploffing plaatsvond (bij de voordeur en de voorkant van de woonkamer waar zich meerdere ruiten bevonden) en de aanwezigheid van de bewoners (zij bevonden zich in de woonkamer), maakt dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [aangever 1] en [aangever 2] op het moment van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest. De rechtbank kan, op grond van de inhoud van het dossier, echter niet vaststellen dat er door de ontploffing ook levensgevaar voor [aangever 1] en/of [aangever 2] te duchten is geweest. Van dat onderdeel zal de verdachte worden vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het verweten ‘medeplegen’ nu het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking met een of meer anderen.
02-143545-24
De rechtbank is van oordeel dat het feit onder dit parketnummer wettig en overtuigend kan worden bewezen. Omdat verdachte dit feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak ter zake van dit feit heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen onder meer uit het eindproces-verbaal met registratienummer PL2000-2024105302 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 34, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 23 mei 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] d.d. 28 april 2024, p. 6.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-050541-25
op 2 januari 2025 te Breskens, gemeente Sluis,
nabijeen woning, gelegen aan [adres 1] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door meerdere cobra's, met vuur in aanraking te brengen en aan te steken en nabij de voordeur van voornoemde woning te leggen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een voordeur en één of meerdere ramen en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de heer [aangever 1] en/of mevrouw [aangever 2] te duchten was.
02-143545-24
omstreeks 27 april 2024 te Breda, in het besloten lokaal, de doorstroomvoorziening aan [adres 2] , bij de doorstroomvoorziening in gebruik, wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest en waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Hij vordert daarbij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Hij weegt bij zijn eis mee dat verdachte er niet voor terugdeinsde dat er ook een ouder persoon op het desbetreffende adres zou wonen. Daarnaast wist verdachte wat voor een impact een Cobra 6 kon hebben. Verder weegt hij de jeugdige leeftijd van verdachte mee en het feit dat verdachte een lastige jeugd heeft gehad. Ondanks het feit dat verdachte zich niet heeft gehouden aan het voorwaardelijk sepot, is de officier van justitie van mening dat een forse voorwaardelijke straf de gewenste ommekeer bij verdachte teweeg kan brengen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit oplegging van een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Hij vraagt daarbij om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan één jaar op te leggen. De gedragingen en keuzes van verdachte zijn weliswaar ingegeven door zijn problematiek en moeilijke jeugd maar verdachte heeft hiervan veel spijt. Hij beseft dat hij een straf verdient in de vorm van een gevangenisstraf en ook dat er een kantelpunt in zijn leven moet komen waarvoor hij nu gemotiveerd is om hieraan te werken. Belangrijk is dat hij daarop uitzicht heeft zodat hij die motivatie kan vasthouden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft rond half 6 ‘s middags drie aan elkaar gebonden Cobra’s 6 nabij de voordeur van de woning aan [adres 1] gelegd en dit tot ontploffing gebracht. Daardoor is de voordeur en een ruit van de erker beschadigd en vernield. Een Cobra 6 is een zwaar knalvuurwerk dat alleen door deskundigen mag worden afgestoken en een forse explosie teweegbrengt, laat staan wanneer er drie tegelijk worden afgestoken. Het teweegbrengen van ontploffingen met dergelijk illegaal zwaar vuurwerk is tegenwoordig aan de orde van de dag en heeft kennelijk het doel om personen te intimideren. Ook verdachte heeft dit feit gepleegd omdat hij een conflict had met iemand met dezelfde achternaam als de bewoners van voornoemd adres. Die persoon had tegen verdachte gezegd dat hij daar zou wonen, wat niet het geval was. Verdachte heeft doelbewust het zware vuurwerk nabij de vermeende woning van de betreffende persoon tot ontploffing gebracht om hem naar eigen zeggen te laten schrikken en angst aan te jagen. Kwalijk is dat hij hierbij dacht dat de oma van de desbetreffende persoon ook daar zou wonen en dat hij haar aanwezigheid hierbij op de koop heeft toegenomen. Nog afgezien van het feit dat dit niet de manier is om met conflicten om te gaan, blijken hierdoor nu twee voor verdachte onbekende en totaal onschuldige personen het slachtoffer van andermans conflict te zijn geworden. Het was goed mogelijk dat zij zwaargewond hadden kunnen raken. Zij zaten namelijk in de woonkamer waar de ruit kapot is gesprongen. Dat zij door de ontploffing en het ten gevolg daarvan rondvliegend glas in de woonkamer geen lichamelijk letsel hebben opgelopen, is een gelukkig toeval en geen omstandigheid die aan verdachte te danken is. Voor verdachte was dit notabene voorzienbaar nu het rond etenstijd was, een tijdstip waarop veel mensen thuis zijn, zo ook de bewoners van de betreffende woning. Het is schrijnend om ter zitting te moeten horen dat de slachtoffers uit angst voor represailles geen vordering benadeelde partij hebben durven indienen. Zij zijn als gevolg van het handelen van verdachte nog altijd erg bang terwijl zij zich veilig zouden moeten kunnen wanen, zeker in hun eigen woning.
Dergelijke strafbare feiten raken bovendien niet alleen de direct betrokkenen, maar veroorzaken ook gevoelens van angst en onveiligheid in de woonwijk en de samenleving in algemene zin. Met zijn handelen heeft verdachte ook hieraan bijgedragen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk bij de doorstroomvoorziening waar hij verbleef. Onder invloed van drugs heeft verdachte hier een conflict gekregen met zijn kamergenoot waarop hij de doorstroomvoorziening moest verlaten en waaraan hij geen gehoor heeft gegeven. De politie moest erbij komen om verdachte vervolgens de doorstroomvoorziening uit te krijgen. Verdachte heeft hiermee voor hinder en overlast gezorgd.
Gelet op de ernst van de feiten waarbij de nadruk ligt op het teweegbrengen van de ontploffing is in beginsel alleen maar oplegging van een forse gevangenisstraf gerechtvaardigd. Daarbij is van belang dat uit het reclasseringsadvies van 9 mei 2025 naar voren komt dat verdachte al vanaf zijn zestiende in aanraking komt met politie en justitie en hij volgens de reclassering een procriminele houding heeft. De reclassering schat het recidiverisico hierdoor hoog in. Ook is gebleken dat verdachte het feit van het teweegbrengen van de ontploffing heeft gepleegd terwijl hij nog liep in een proeftijd van een voorwaardelijk sepot van de lokaalvredebreuk. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om een nieuw strafbaar feit te plegen.
Daar staat tegenover dat verdachte nog betrekkelijk jong was ten tijde van het plegen van het feit en dat hij blijkens het reclasseringsadvies kampt met persoonlijkheidsproblematiek en een gedragsstoornis. Het strafblad van verdachte is momenteel nog van geringe omvang maar gelet op de bewezenverklaring en de nog openstaande verdenking van opnieuw ernstige strafbare feiten, is het gelet op de jonge leeftijd van verdachte van belang dat er een kentering komt in zijn gedrag. Verdachte lijkt daarvan ook te zijn doordrongen nu hij na zijn aanhouding tot besef is gekomen van de ernst van zijn gedragingen en hij daarvan spijt heeft. Hij is gemotiveerd om aan zichzelf te werken en staat open voor begeleiding en behandeling. Volgens de reclassering kan het recidiverisico worden ingekaderd met de door haar geadviseerde voorwaarden. De rechtbank zal dit advies volgen en zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, maar een deel van zijn gevangenisstraf zal hij ook nog wel moeten uitzitten.
Nu de rechtbank het levensgevaar niet bewezen acht, komt zij tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is. Met het voorwaardelijk deel wordt niet alleen beoogd verdachte er in de toekomst van te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen maar ook om behandeling en begeleiding mogelijk te maken. Daarvoor zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd en zoals hierna beschreven, verbinden. Nu verdachte een flinke weg heeft te gaan met de behandeling en begeleiding, acht de rechtbank de proeftijd van drie jaar op zijn plaats.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 138 en 157 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-050541-25: Opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
02-143545-24: Wederrechtelijk vertoevende in het besloten lokaal, bij een ander in gebruik, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Verslavingsreclassering Emergis op het adres Vrijlandstraat 33 te Middelburg en zich daarna zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo lang en zo vaak de reclassering dat noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich onder behandeling zal stellen van Forensische Zorg Zeeland Emergis of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling zou binnen detentie al opgestart kunnen worden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener voor de behandeling geeft. Gelet op de problematiek van verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte zal verblijven in [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal werken aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe zal verdachte binnen het reclasseringstoezicht deelnemen aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
- bepaalt dat verdachte zich onder elektronisch toezicht zal stellen en hieraan zal meewerken ter nakoming van de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met
verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Het huidige verblijfadres is bij [instelling] aan [adres 3] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat hij in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. R.H.M. Pooyé en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E. van Wijk en mr. M. de Jonge, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 juni 2025.
Mr. Pooyé, mr. Mullers, mr. Van Wijk en mr. De Jonge zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
02-050541-25
hij op of omstreeks 2 januari 2025 te Breskens, gemeente Sluis, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/aan een woning, gelegen aan [adres 1] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door één of meerdere cobra's, in elk geval (knal)vuurwerk, met vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of nabij de voordeur van voornoemde woning te leggen en/of gooien, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een voordeur en/of één of meerdere ramen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de heer [aangever 1] en/of mevrouw [aangever 2] te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
02-143545-24
hij op of omstreeks 27 april 2024 te Breda, althans in Nederland, in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, de doostroomvoorziening aan [adres 2] bij de doorstroomvoorziening, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )