ECLI:NL:RBZWB:2025:3735

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
02-332745-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk brandstichten met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar, meermalen gepleegd

Op 6 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan brandstichting. De verdachte, geboren in 1986, heeft op 19 oktober 2024 in Yerseke opzettelijk brand gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een ontbrandbare vloeistof. Dit leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de personen in de nabijgelegen woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn drank- en drugsgebruik, wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastelegging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholproblematiek en de stappen die hij had gezet in zijn behandeling. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht door de reclassering en een verbod op alcoholgebruik. De uitspraak benadrukt de ernst van brandstichting en de gevolgen daarvan voor de veiligheid van anderen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-332745-24
vonnis van de meervoudige kamer van 6 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E. Kool, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan brandstichting waardoor er gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de stukken in het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan brandstichting waardoor gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was Daaruit blijkt namelijk dat er in de nachtelijke uren sprake was van een grote brand met veel rookontwikkeling die moeilijk was te blussen en die zonder tussenkomst van de oplettende buren naar binnen in de woning had kunnen doorslaan. Verdachte kan zich hiervan weliswaar als gevolg van drank- en drugsgebruik niets herinneren maar rond de tijdstippen van de brand is hij op de camerabeelden te zien en ook zijn er bij verdachte brandbare stoffen aangetroffen die bij de brandstichtingen zijn gebruikt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging kan de brandstichting met gemeen gevaar voor goederen wettig en overtuigend worden bewezen. Van het levensgevaar en/of het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel aan personen moet daarentegen vrijspraak volgen. Het rapport forensisch brandonderzoek onderbouwt de suggestie dat er levensgevaar te duchten was niet waardoor het blijft bij een grove inschatting die niet gebaseerd is op feiten. Zo is er slechts sprake geweest van een paar kleine branden die met een paar emmers water waren te blussen en ontbreken er sporen zoals een brandbare vloeistof bij de woning waardoor daar brand uit zou kunnen breken of dat de brand kon doorslaan naar de woning. De woning is volgens de verdediging op geen enkel moment in gevaar is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het feit onder dit parketnummer wettig en overtuigend kan worden bewezen. Omdat de verdachte dit feit ter zitting van 23 mei 2025 heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak ter zake hiervan heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen onder meer uit het eindproces-verbaal met onderzoeksnummer PL2000-2024269599 van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en doorgenummerd 1 tot en met 169, te weten:
- Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 19 oktober 2024, p. 91;
- Het rapport forensisch brandonderzoek van 8 december 2024, p. 135;
- Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor [getuige 1] van 19 oktober 2024, p. 99;
- Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor [getuige 2] van 23 oktober 2024, p. 102;
- Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor [getuige 3] van 22 oktober 2024, p. 105.
Levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen
De rechtbank acht bewezen dat er levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen was te duchten. Uit het rapport forensisch brandonderzoek blijkt dat de brand zich bij het woonkamerraam aan de achterzijde van de woning verticaal langs de rugleuning van de kunststof tuinset heeft uitgebreid richting het zonnescherm dat aan de gevel van de woning was bevestigd. Op de plaatsen waar het zonnescherm weggebrand is, werd brandschade waargenomen. Zonder de inzet van oplettende buurtbewoners, die de brand geblust hebben, had deze brand zich verder naar binnen in de woning kunnen uitbreiden. Deze buurtbewoners spreken in hun getuigenverklaringen van een brand die moeilijk te blussen was, met hoge vlammen en veel rook. Daarnaast is hierbij van belang dat de branden plaatsvonden in de voor nachtrust bestemde tijd, en op dat moment [aangever] (verder: aangever) en zijn huisgenoten in de woning sliepen. Daaruit blijkt dat levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel aan personen te duchten was.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
meermalen op 19 oktober 2024 te Yerseke, gemeente Reimerswaal, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een ontbrandbare vloeistof, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten fietsen en een tuinset en een rolluik/screen en een schutting en een vuilcontainer en een raamkozijn en een deur en een woning gelegen aan [adres] , en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de personen aanwezig in voornoemde woning te duchten was.
Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging, is in de zesde regel van het tenlastegelegde weggevallen het woord “Van”. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met aftrek van het voorarrest. Ook vordert zij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie houdt daarbij weliswaar rekening met de positieve ontwikkeling van verdachte in het schorsingskader, maar volgens haar is de ernst van het feit zodanig dat niet kan worden volstaan met een taakstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter hoogte van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het gevoerde bewijsverweer ten aanzien van levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel wordt door de verdediging oplegging van een lager strafdeel bepleit. Er is een degelijk plan voor verdachte, waardoor het niet passend is verdachte terug naar de gevangenis te sturen. Verdachte heeft hulp gezocht voor de problematiek die ten oorzaak lag aan het plegen van het feit. Een gevangenisstraf zou deze hulp in de weg staan. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf is passend. Gelet op de benodigde hulp zijn de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd geschikt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich in nachtelijke uren meerdere malen schuldig gemaakt aan brandstichting waardoor hij gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen heeft veroorzaakt. De brandstichtingen hebben plaatsgevonden bij de persoon die een relatie met de ex-partner van verdachte was begonnen en waarvan verdachte die avond op de hoogte was geraakt. Als gevolg van de hierdoor veroorzaakte emoties, medicatie en drankgebruik kan hij zich de brandstichtingen niet meer herinneren, maar gebleken is dat hij tot drie keer toe in de nacht naar de tuin van die nieuwe partner van zijn ex-vriendin is gegaan om branden te stichten. Oplettende buurtbewoners hebben aangever wakker gemaakt en de branden geblust.
Dergelijke brandstichtingen hebben een groot gevaarzettend karakter. Niet alleen de woning, maar ook het leven van aangever en zijn huisgenoten is door verdachte in gevaar gebracht. De brand nabij de woning had veel ernstigere gevolgen kunnen hebben indien er geen oplettende buurtbewoners waren die de brand hebben geblust nadat zij vlammen zagen en verbrand plastic roken. Dat de brand niet de woning is ingeslagen is dan ook niet aan verdachte te danken. Verdachte heeft het bovendien niet bij deze ene brandstichting gelaten, maar is nog eens twee keer terug gegaan om nieuwe branden te stichten, waarbij er verschillende goederen zijn verbrand. Een woning hoort een plek te zijn waar men zich veilig kan wanen. Verdachte heeft hiermee dan ook een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van aangever. Daarnaast veroorzaken zulke feiten veel financiële schade voor een slachtoffer en ook maatschappelijke onrust.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij één keer eerder in aanraking is geweest met politie en justitie, maar niet voor soortgelijke feiten. Verdachte is sinds dit feit niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsadvies van 8 mei 2025 dat over verdachte is opgesteld. Hieruit komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van alcoholproblematiek, een gebrekkige impulscontrole en dat het hem ontbreekt aan voldoende en adequate (copings)vaardigheden. Ook is er sprake van een problematische relatie met de ex-partner van verdachte. Verdachte heeft gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis op deze punten positieve stappen gezet. Hij verblijft in een Forensisch Beschermd Wonen setting en is met ambulante behandeling gestart bij Forensische Zorg Zeeland. Ook heeft hij sinds februari van dit jaar een baan en staat hij onder bewind. Verdachte komt afspraken na, maar laat niet het achterste van zijn tong zien. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Mede gelet op de houding van verdachte en de prille start van de behandeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De strafoplegging
Gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, ziet de rechtbank geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie dan een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en dan met name de stappen die hij heeft gezet om te werken aan de onderliggende problematiek van het feit, komt de rechtbank tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. Met het voorwaardelijke deel wordt aan verdachte en stok achter de deur gegeven om zich niet opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Daarbij worden ter ondersteuning van verdachte de bijzondere voorwaarden opgelegd zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring waartoe de rechtbank ook zal beslissen.
Gebleken is namelijk dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren en het feit is begaan met gebruik van de voorwerpen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 157 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Emergis Verslavingsreclassering op het adres Vrijlandstraat 33e, 4337 EA Middelburg, 0113267290. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in [instelling] of een soortgelijke of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
*dat verdachte zich laat behandelen door Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor (crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek). Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met aangever, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* dat verdachte zich niet in Yerseke bevindt zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK Jerrycan (G2784129);
* 1 STK Jerrycan (G2784131).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge en mr. S.E. van Wijk, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 juni 2025.
Mr. Pooyé, mr. Mullers, mr. De Jonge en mr. Van Wijk zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij meermalen, althans eenmaal, op of omstreeks 19 oktober 2024 te Yerseke, gemeente Reimerswaal, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een ontbrandbare vloeistof, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten fietsen en/of een tuinset en/of een rolluik/screen en/of een schutting en/of een vuilcontainer en/of een raamkozijn en/of een deur en/of een woning gelegen aan [adres] , en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de personen aanwezig in voornoemde woning te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )