ECLI:NL:RBZWB:2025:3732

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
BRE 24/8549
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar wegens termijnoverschrijding

In deze uitspraak beslist de Rechtbank Zeeland-West-Brabant over het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 10 september 2024. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, die eindigde op 25 oktober 2024. Het beroepschrift is pas op 27 december 2024 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. De rechtbank legt uit dat de wetsartikelen over beroepstermijnen dwingend zijn en dat een te laat ingediend beroepschrift leidt tot niet-ontvankelijkheid, tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De griffier heeft de belanghebbende de kans gegeven om zich uit te laten over de reden van de termijnoverschrijding, maar er is geen verontschuldiging voor het verzuim gebleken. Hierdoor blijft het bestreden besluit in stand en wordt het beroep niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en openbaar gemaakt op 16 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/8549

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de heffingsambtenaar van Samenwerking Belastingen Walcheren en Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 10 september 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Motivering

3. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 13 september 2024 is. Tevens staat vast dat de verzending ervan op 13 september 2024 heeft plaatsgevonden.
3.1.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. [1] Deze termijn eindigde op 25 oktober 2024. Een beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen, of als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
3.2.
De rechtbank heeft het beroepschrift op 27 december 2024 ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet-tijdig ingediend.
3.3.
De wetsartikelen over beroepstermijnen zijn dwingend van aard. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroep in verzuim is geweest, oftewel als de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [2]
3.4.
De griffier heeft belanghebbende de kans gegeven zich uit te laten over de reden voor de termijnoverschrijding. Dit is nogmaals gedaan bij berichten in Mijn Rechtspraak van 31 januari 2025 en 18 februari 2025. Belanghebbende heeft geen reden opgegeven voor de termijnoverschrijding. Er is dus geen verontschuldiging voor het verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 16 juni 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.