ECLI:NL:RBZWB:2025:3710

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
24/7313 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van de WIA-uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de hoogte van haar WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV, waarin haar arbeidsongeschiktheid per 1 februari 2024 werd vastgesteld op 39,34%. Eiseres was van mening dat deze beoordeling onjuist was en dat zij volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld op basis van medische rapporten van verzekeringsartsen. Eiseres had geen objectieve medische informatie overgelegd die de rechtbank zou kunnen doen twijfelen aan de conclusies van het UWV. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres correct zijn vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7313 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de hoogte van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 17 november 2023 (primair besluit) de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 1 februari 2024 gewijzigd naar 41,66%. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 27 september 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daarbij heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd naar 39,34%.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2025 op zitting behandeld. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 1 februari 2024 voor 39,34% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden
.Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 februari 2024 heeft vastgesteld op 39,34%. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als kwaliteitscontroleur. Vanuit de situatie dat eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, heeft zij zich op 18 juni 2018 ziek gemeld bij het UWV.
3.3.
Aan eiseres is een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Na de zogenaamde Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) is deze uitkering beëindigd wegens een verdienvermogen van meer dan 65%. Tegen dat besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Het UWV heeft naar aanleiding van rapporten van 24 maart 2022 en 24 juni 2022 van de door de rechtbank als deskundige ingeschakelde verzekeringsarts [naam] ([naam]) besloten om het recht op ZW-uitkering voort te zetten tot en met einde wachttijd.
3.4.
Op 7 september 2022 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd.
3.5.
Hierna heeft het UWV de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
De verzekeringsarts heeft het dossier van eiseres bestudeerd en haar gezien op het spreekuur. Op het spreekuur heeft de verzekeringsarts eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts heeft de belastbaarheid per einde wachttijd overgenomen van [naam]. Ook heeft de verzekeringsarts de belastbaarheid ten tijde van het opstellen van zijn rapportage beoordeeld. Volgens de verzekeringsarts is de belastbaarheid op dat moment verminderd. Verbetering is nog wel te verwachten. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres per 15 juni 2020 en per 1 januari 2023 zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijsten (FML) van 9 november 2023.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier van eiseres bestudeerd en kennis genomen van de (aanvullende) bezwaarschriften. Volgens de verzekeringsarts b&b kan eiseres niet gevolgd worden in haar stelling dat zij niet in staat is om enige arbeid te verrichten. Eiseres voldoet niet aan een van de uitzonderingscriteria voor ‘geen benutbare mogelijkheden’ zoals beschreven in het Schattingsbesluit. De verzekeringsarts b&b komt tot de conclusie dat huidig onderzoek geen aanleiding geeft om de beperkingen in de FML te wijzigen. De FML van 9 november 2023 is ook geldig per datum in geding 1 februari 2024.
4.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat haar klachten, medische situatie en medische voorgeschiedenis van dien aard zijn dat de conclusie gerechtvaardigd is dat zij niet in staat is om op een normale wijze bedrijfsmatige werkzaamheden uit te voeren. Eiseres meent dat er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, althans dat de mate van arbeidsongeschiktheid meer bedraagt dan 41,66% respectievelijk 39,34%.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder depressieve stemmingsklachten en voetklachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten van eiseres rekening gehouden. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen medisch objectiveerbare informatie heeft overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. De claim dat sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid is door eiseres niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank geen reden ziet om eiseres daarin te volgen.
Niet gebleken is dat in de FML van 9 november 2023 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: lader, losser (SBC-code 111220), administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en textielproductenmaker (excl. vervaardigen van textiel) (SBC-code 111160).
5.1.
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Voor zover eiseres stelt dat zij niet in staat is om de geduide functies te verrichten, overweegt de rechtbank dat dit standpunt voortvloeit uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 39,34%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 februari 2024 heeft vastgesteld op 39,34%.
7.1.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 12 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.