Uitspraak
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
.De proceskosten van [werknemer] worden begroot op:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 januari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer en een werkgever. De werknemer, woonachtig in Nederland, vorderde betaling van 70% van het bruto-equivalent van € 1.950,00 netto per maand, met terugwerkende kracht vanaf juli 2024, tot het moment dat de wettelijke loondoorbetalingsverplichting eindigt. De werkgever, gevestigd in Zwitserland, is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek werd verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat de werknemer zijn werkzaamheden gewoonlijk in Nederland verrichtte. Tevens is er een rechtskeuze gemaakt voor Zwitsers recht, maar de werknemer geniet ook bescherming onder het Nederlandse recht. De kantonrechter heeft de vordering van de werknemer toegewezen, aangezien deze spoedeisend was en niet onrechtmatig of ongegrond leek. De werkgever is veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen en de proceskosten, die in totaal € 697,50 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.