ECLI:NL:RBZWB:2025:3637

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
02-203525-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in verkeerszaak met betrekking tot verkeersongeval en rijden zonder rijbewijs

Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 17 september 2023 in Kapelle. De verdachte, die geen geldig rijbewijs had, veroorzaakte een aanrijding met een motorfiets waarbij de bestuurder letsel opliep. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit van zwaar lichamelijk letsel, omdat de medische informatie onvoldoende was om dit te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de kwalificatie van zwaar lichamelijk letsel, maar dat de verdachte wel gevaar op de weg had veroorzaakt door geen voorrang te verlenen en zonder geldig rijbewijs te rijden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar verklaarde de subsidiaire feiten bewezen: het veroorzaken van gevaar op de weg en het verlaten van de plaats van het ongeval. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op voor het verlaten van de plaats van het ongeval en een rijontzegging van zes maanden. Voor de andere feiten werd geen straf opgelegd, maar werd de verdachte schuldig verklaard zonder straf of maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-203525-24
vonnis van de meervoudige kamer van 11 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ([land]),
wonende te [woonplaats].

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 mei 2025. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. J. Verschuren, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
feit 2:de plaats van het ongeval heeft verlaten terwijl hij wist of kon vermoeden dat [slachtoffer] letsel en/of schade had door dat ongeval​​;
feit 3:een personenauto heeft bestuurd terwijl hij geen geldig rijbewijs had.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak van het onder feit 1 primair tenlastegelegde, omdat op basis van de beperkte medische informatie het letsel van het slachtoffer niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel of letsel waaruit tijdelijke verhindering voortvloeit. Hierdoor is niet voldaan aan alle vereisten van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Op basis van de bewijsmiddelen uit het dossier kan wel wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW. Ook feiten 2 en 3 kunnen wettig en overtuigend worden bewezen gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op 17 september 2023 reed verdachte als bestuurder van een personenauto over de Nijverheidsweg te Kapelle. Aldaar naderde hij een T-kruising. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte zonder zijn snelheid te minderen linksaf slaat, waarna hij op de kruisende weg, te weten de N289, in botsing komt met een van links komende motorfiets. Aan de kant waar verdachte vandaan kwam, waren haaientanden in combinatie met het voorrangsbord B6 aanwezig. Verdachte heeft geen voorrang verleend. De bestuurder van de motorfiets is ten val gekomen en heeft letsel opgelopen. Verdachte heeft in eerste instantie ontkend dat hij de bestuurder was van het voertuig. Door de inzittenden is hij echter aangewezen als de bestuurder. In het tweede verhoor heeft verdachte dit ook toegegeven. De rechtbank stelt op basis van die verklaringen vast dat verdachte als bestuurder van het voertuig degene is geweest die het slachtoffer heeft aangereden. Daarnaast is gebleken dat verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs.
Veroorzaken verkeersongeval (feit 1)
Vrijspraak artikel 6 WVW (primair)
De vraag die aan de rechtbank voorligt, is of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. Het dossier bevat naast de informatie die het slachtoffer zelf geeft over het door hem opgelopen letsel geen verdere informatie. Het slachtoffer geeft in zijn verklaring van 18 september 2023 aan dat het letsel bestond uit een lichte hersenschudding en een gebroken voet. Ten aanzien van de gebroken voet merkt het slachtoffer op dat de verwachting is dat de breuk na zes weken hersteld zal zijn en hij niet geopereerd hoeft te worden. Nu er geen verdere gegevens zijn over de aard en ernst van het letsel, de noodzaak en aard van eventueel medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel, kan de rechtbank niet vaststellen of de breuk en/of het andere letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Een breuk in de voet is namelijk in juridische zin niet zonder meer aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank is voorts van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen waaruit de normale bezigheden van het slachtoffer bestonden en op welke wijze en gedurende welke periode sprake was van verhindering daarin als gevolg van het opgelopen letsel. Daarom kan ook niet worden bewezen dat zodanig letsel is toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
Overweging artikel 5 WVW (subsidiair)
Vervolgens is de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 WVW. Om tot een veroordeling van dit feit te kunnen komen, moet sprake zijn van zodanige gedragingen van verdachte dat gevaar en/of hinder op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt. Verdachte heeft op een kruising geen voorrang verleend, is zonder goed te kijken de kruisende weg opgereden en heeft daarmee onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer. Bovendien reed verdachte zonder een geldig rijbewijs. Door zo te handelen heeft verdachte gevaar op de weg veroorzaakt. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt nu het slachtoffer door verdachte is aangereden en als gevolg daarvan letsel en schade heeft opgelopen. Dit betekent dat de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW wettig en overtuigend is bewezen.
Verlaten plaats ongeval (feit 2)
De rechtbank acht, gelet op de aangifte, de getuigenverklaringen en het feit dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij is weggelopen van de plaats van het ongeval, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist dat aan het slachtoffer letsel en schade was toegebracht.
Rijden zonder rijbewijs (feit 3)
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij niet in het bezit is van een geldig rijbewijs. Gelet hierop, in combinatie met de overige bewijsmiddelen uit het dossier, is de rechtbank van oordeel dat ook dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1, subsidiair:
op 17 september 2023 in de gemeente Kapelle, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Nijverheidsweg en Rijksweg N289,
- terwijl aan hem, verdachte, door de daartoe bevoegde autoriteit geen rijbewijs was afgegeven voor het besturen van dat motorrijtuig -
op de Nijverheidsweg heeft gereden en de T-kruising met de N289 heeft genaderd, en (vervolgens) na het passeren van het bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet is blijven staan voor de aldaar op het wegdek aangebrachte haaientanden en niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en is blijven opletten op het verkeer op de Rijksweg N289 en (vervolgens) de Rijksweg op is gaan rijden, terwijl over de Rijksweg N289 een voor hem van links komende motor (bestuurd door [slachtoffer]) reed en (aldus) op die T-kruising van de Nijverheidsweg met de Rijksweg N 289 geen voorrang heeft verleend aan die motorrijder,
waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in aanrijding/botsing is gekomen met een motorrijder, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd;
feit 2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Kapelle op/aan de N289, op 17 september 2023 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en schade was toegebracht;
feit 3
hij op 17 september 2023 te Kapelle als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, Nijverheidsweg en/of de N289, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van feit 2 aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en een rijontzegging voor de duur van zes maanden. Voor feiten 1 subsidiair en 3 heeft de officier van justitie gevorderd te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg veroorzaakt door een kruisende weg op te rijden zonder voorrang te verlenen aan een van links komende motorfiets. Hierdoor is hij in botsing gekomen met het slachtoffer. Het slachtoffer heeft als gevolg van die botsing letsel en schade aan zijn motor opgelopen. Dat het letsel van het slachtoffer relatief beperkt is gebleven, is niet aan het handelen van verdachte te danken. Het ongeval had fataal kunnen aflopen. Verdachte was niet in het bezit van geldig rijbewijs en heeft door toch te gaan rijden onaanvaardbare risico’s genomen, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de inzittenden van het voertuig en andere verkeersdeelnemers. Daar komt bij dat verdachte na het veroorzaken van het verkeersongeval de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder na te gaan wat de toestand van het slachtoffer was na de harde klap en zonder hulpdiensten te informeren. Uit de stukken blijkt bovendien niet alleen dat verdachte direct na het ongeval is weggelopen, maar ook dat hij de inzittenden, die erg waren geschrokken en zich aanvankelijk nog over het slachtoffer wilden bekommeren, heeft aangespoord om weg te lopen. Na zijn aanhouding heeft verdachte in eerste instantie ontkend dat hij de bestuurder van het voertuig was. Later heeft hij dit bekend, maar heeft hij verklaard dat het ongeval aan het verkeersgedrag van het slachtoffer te wijten was. Uit dit alles blijkt dat verdachte in woord en daad wegloopt voor de op hem rustende verantwoordelijkheid. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in Nederland niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Uit het dossier blijkt wel dat verdachte in België bij de politie bekend is in verband met een verkeersmisdrijf. Bij de rechtbank is verder weinig bekend over de persoon van verdachte. Hij is niet verschenen ter terechtzitting en ook de informatie in het dossier over verdachte is summier. Wel is bekend dat verdachte in het buitenland verblijft, waardoor een taakstraf niet uitvoerbaar is.
Gelet op de ernst van de feiten, vindt de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats. Het zwaartepunt in deze zaak ligt bij feit 2, het verlaten van de plaats van het ongeval.
Alles afwegende vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden, zodat de rechtbank deze eis zal volgen. Dit betekent dat aan de verdachte voor feit 2 een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden wordt opgelegd en een rijontzegging voor de duur van zes maanden.
Nu feiten 1 subsidiair en 3 overtredingen betreffen, zal de rechtbank daarvoor een aparte straf moeten opleggen. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een afzonderlijke straf voor deze overtredingen niet opportuun is gelet op de op te leggen straf voor feit 2. De rechtbank zal verdachte daarom voor deze overtredingen schuldig verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 5, 7, 107, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-spreekt verdachte vrijvan het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, subsidiair:overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a en b van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3:overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Feit 1 (subsidiair)
Strafoplegging
- bepaalt dat
geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Feit 2
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot een
ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 6 (zes) maanden;
Feit 3
- bepaalt dat
geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H. Skalonjic en
mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 juni 2025.
Mr. Skalonjic is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 17 september 2023 te Kapelle als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de
Nijverheidsweg en/of de N289 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld
te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl aan hem, verdachte, door de daartoe bevoegde autoriteit geen rijbewijs was
afgegeven voor het besturen van dat motorrijtuig -
op de Nijverheidsweg te rijden en de T-kruising met de N289 te naderen, en
(vervolgens) na het passeren van het bord B6 van bijlage 1 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet te blijven staan voor de aldaar op het
wegdek aangebrachte haaientanden en/of
niet of in onvoldoende mate op te letten en/of te blijven opletten op het verkeer op
de Rijksweg N289 en/of
(vervolgens) de Rijksweg op te gaan rijden, terwijl over de Rijksweg N289 een voor
hem van links komende motor (bestuurd door [slachtoffer]) reed en/of (aldus)
op die T-kruising van de Nijverheidsweg met de Rijksweg N 289 geen voorrang te
verlenen aan die motorrijder, en/of
vervolgens met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing/aanrijding is
gekomen met voornoemde motor,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
gebroken voet en/of een hersenschudding, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 september 2023 in de gemeente Kapelle, als bestuurder van
een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Nijverheidsweg en/of
Rijksweg N289,
- terwijl aan hem, verdachte, door de daartoe bevoegde autoriteit geen rijbewijs was
afgegeven voor het besturen van dat motorrijtuig -
op de Nijverheidsweg heeft gereden en de T-kruising met de N289 heeft genaderd,
en (vervolgens) na het passeren van het bord B6 van bijlage 1 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet is blijven staan voor de aldaar op het
wegdek aangebrachte haaientanden en/of
niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en/of is blijven opletten op het verkeer
op de Rijksweg N289 en/of
(vervolgens) de Rijksweg op is gaan rijden, terwijl over de Rijksweg N289 een voor
hem van links komende motor (bestuurd door [slachtoffer]) reed en/of (aldus)
op die T-kruising van de Nijverheidsweg met de Rijksweg N 289 geen voorrang heeft
verleend aan die motorrijder,
waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in aanrijding/botsing is
gekomen met een motorrijder,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk
verkeersongeval had plaatsgevonden in Kapelle op/aan de N289, op of omstreeks 17
september 2023
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een
ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht;
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
3
hij op of omstreeks 17 september 2023 te Kapelle als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, Nijverheidsweg en/of de
N289 , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in
artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de
categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(art 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994)