ECLI:NL:RBZWB:2025:3631

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
25/2010
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis beoordeeld. Eiseres had eerder beroep ingesteld na een uitspraak van 11 december 2024, waarin werd vastgesteld dat de directeur van de RUD Zeeland niet bevoegd was om te beslissen op het bezwaar van eiseres. De rechtbank had het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen, maar eiseres stelt dat dit niet is gebeurd. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is verstreken. Eiseres had het college op 8 maart 2025 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het college binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 250,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. Tevens moet het college het griffierecht van € 197,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2010

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 11 december 2024. [1] In die uitspraak is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de directeur van de RUD Zeeland niet bevoegd is om al dan niet namens het dagelijks bestuur van de RUD Zeeland te beslissen op het bezwaar. Het bestreden besluit is daarmee genomen door een onbevoegd orgaan. De rechtbank heeft het bevoegde bestuursorgaan (het college) opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van die uitspraak. Eiseres stelt nu beroep in omdat het college dat volgens haar niet heeft gedaan.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. De uitspraak van deze rechtbank is op 11 december 2024 gedaan en op diezelfde dag is een kopie van de uitspraak aan partijen verzonden. Niet in geschil is dat de beslistermijn is verstreken. Eiseres heeft de gemeente Sluis op 8 maart 2025 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
4. Omdat het college nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. De rechtbank ziet in hetgeen het college heeft aangevoerd geen reden om van het opleggen van een dwangsom na een termijn van twee weken af te wijken.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
5. Gelet op het tijdsverloop sinds de eerdere uitspraak van deze rechtbank waarin ook voor het college duidelijk werd dat hij een nieuw besluit op bezwaar moest nemen ziet de rechtbank aanleiding voor een sterkere prikkel. De rechtbank acht het daarom redelijk dat het college een verhoogde dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 37.500,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het college de onder 4. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die volgens de wet vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eiseres een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,- ;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 197,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van J. Stevens, griffier, uitgesproken op 10 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

2.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.