ECLI:NL:RBZWB:2025:3593

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
02-086733-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling voor meerdere diefstallen in vereniging met gevangenisstraf

Op 10 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een diefstal bij [winkel 2] in Wateringen, maar hem wel schuldig bevonden aan vier andere feiten van diefstal in vereniging bij [winkel 1] in Breda, Nieuwegein, Delft en Amsterdam. De feiten vonden plaats tussen 11 maart en 27 maart 2023. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten handelde en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank achtte de diefstallen wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte een gevangenisstraf van 195 dagen kreeg opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de overlast die de diefstallen veroorzaakten. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van dergelijke vermogensdelicten en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-086733-23
vonnis van de meervoudige kamer van 10 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam, waarnemend voor mr. P.D. Popescu, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 mei 2025. Verdachte is niet aanwezig. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Onderhavige zaak is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (02-086735-23) en [medeverdachte 2] (02-086736-23).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. zich op 27 maart 2023 bij de [winkel 1] in Breda schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging, dan wel dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling/schuldheling;
2. zich op 23 maart 2023 bij de [winkel 1] in Nieuwegein schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal in vereniging;
3. zich op 16 maart 2023 bij de [winkel 1] in Delft schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging;
4. zich op 14 maart 2023 bij de [winkel 1] in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging, dan wel een poging daartoe samen met anderen;
5. zich op 11 maart 2023 bij de [winkel 2] in Wateringen schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de (primaire) feiten 1 tot en met 4. Ten aanzien van feit 5 verzoekt hij verdachte vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor de feiten 1, 2, 4 en 5. Ten aanzien van feit 3 refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen in vereniging, dan wel pogingen daartoe. Verdachte ontkent deze feiten of heeft een beroep op zijn zwijgrecht gedaan.
Gelet op de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de feiten chronologisch behandelen. Daarbij zal de rechtbank een onderscheid maken tussen de feiten gepleegd bij de [winkel 1] en de feiten gepleegd bij de [winkel 2] .
Feit 4 – (poging) diefstal in vereniging [winkel 1] Amsterdam, 14 maart 2023
Uit de aangifte en het proces-verbaal van omschrijving camerabeelden volgt dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 14 maart 2023 met de auto op het terrein van de [winkel 1] in Amsterdam arriveren. De verdachten lopen samen de [winkel 1] binnen. [medeverdachte 1] loopt door de winkel met een winkelkar waarin onder meer een doos ‘Lays 15 Party Bags’ (chips) ligt. Hij loopt vervolgens samen met [verdachte] door het gangpad met alcoholische dranken, waar [verdachte] hem flessen drank aanwijst en een fles drank uit de verpakking haalt. [verdachte] en [medeverdachte 1] bekijken deze fles en vervolgens wordt de fles weer ingepakt en teruggeplaatst. Daarna lopen beiden verdachten weg. [verdachte] komt op enig moment opnieuw het gangpad met alcoholische drank ingelopen en legt vervolgens zestien van de eerder aangewezen dozen drank in zijn winkelkar. Een half uur later komt [medeverdachte 1] bij de kassa en biedt daar de doos met Lays chips aan ter betaling. [verdachte] en [medeverdachte 3] hebben het pand op dat moment al verlaten. Na het scannen van de barcode kantelt de caissière de doos Lays chips, waarop de inhoud - geen zakken chips, maar flessen gedistilleerde drank - voor haar zichtbaar wordt. [medeverdachte 1] doet daarop alsof hij wordt gebeld, loopt vervolgens weg bij de kassa en verlaat daarna zonder te betalen de winkel.
Poging of voltooide diefstal?
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een voltooide diefstal en overweegt daartoe als volgt. Voor wegneming is beslissend dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft, dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. De flessen drank zijn door de verdachten in een winkelkar gelegd en op enig moment in een chipsdoos verstopt. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] bewust de barcode van deze chipsdoos laten scannen. Pas op het moment dat de cassière na het scannen door de doos te kantelen ontdekt dat er flessen drank in de doos zitten, loopt hij weg. Door aldus te handelen hebben de verdachten de flessen drank zodanig aan de feitelijke heerschappij van de [winkel 1] onttrokken en er zelf - weliswaar kortdurend - als heer en meester over beschikt dat sprake is van een voltooid delict.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van medeplegen. De verdachten zijn samen naar de [winkel 1] gereden, samen de winkel ingelopen en hebben samen voor het schap naar de flessen drank staan kijken. [medeverdachte 1] heeft de chipsdoos in een winkelkar gezet en [verdachte] heeft de flessen drank in een andere winkelkar gezet. Dat betrof de drank die hij even daarvoor met [medeverdachte 1] had bekeken. Op enig moment zijn de flessen drank in de chipsdoos gestopt en [medeverdachte 1] heeft deze doos vervolgens ter betaling aangeboden. Deze handelswijze laat een duidelijke rolverdeling zien tussen de drie verdachten. Deze rolverdeling vereist een nauwe en bewuste samenwerking, zowel voor, tijdens als na de diefstallen. Naar het oordeel van de rechtbank kan de bijdrage van zowel [medeverdachte 3] en [verdachte] als [medeverdachte 1] worden aangemerkt als een substantiële bijdrage van voldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen. Dat op de beelden niet te zien is wie de flessen drank in de chipsdoos heeft gestopt, doet daar niet aan af.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging zoals primair ten laste is gelegd.
Feit 3 – diefstal in vereniging [winkel 1] Delft, 16 maart 2023
Uit de aangifte en het proces-verbaal van omschrijving camerabeelden volgt dat [medeverdachte 1] op 16 maart 2023 omstreeks 18:30 uur met een lege winkelkar de [winkel 1] in Delft is binnengelopen. Twee minuten later komen ook [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met een lege winkelkar de [winkel 1] binnengelopen. [verdachte] voegt zich vervolgens bij [medeverdachte 1] . Even later is te zien dat [medeverdachte 1] bellend door de winkel loopt en dat zijn winkelkar op dat moment gevuld is met diverse dozen alcoholische drank en een pak vlees. [verdachte] heeft zich op dat moment weer bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gevoegd. Omstreeks 19:00 uur verlaten [verdachte] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] de winkel zonder goederen, terwijl zij even daarvoor wel aan het winkelen waren. Enkele minuten later duwt [medeverdachte 1] de nooddeur open, verlaat met de volle winkelkar de [winkel 1] en rent met deze kar over het parkeerterrein. De verdachten zijn vervolgens in een grijze Audi weggereden.
Gelet op voorgaande omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Zij acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging.
Feit 2 – poging tot diefstal in vereniging [winkel 1] Nieuwegein, 23 maart 2023
Uit de aangifte en het proces-verbaal van omschrijving camerabeelden volgt dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 1] op 23 maart 2023 omstreeks 18:01 uur met een grijze Audi met [kenteken] op het terrein van de [winkel 1] in Nieuwegein zijn gearriveerd. Twee minuten later lopen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met een lege winkelkar de winkel binnen. Om 18:17 uur zijn ook [medeverdachte 1] en [verdachte] op de beelden in de winkel te zien. [verdachte] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] kijken vervolgens samen rond bij de flessen alcoholische drank. [medeverdachte 3] loopt vervolgens weg en [verdachte] plaatst meerdere dozen met alcoholische drank in de winkelkar. Even later komt [medeverdachte 3] terug met twee grootverpakkingen toiletpapier, die hij bovenop de dozen in de winkelkar plaatst. Daarna loopt hij langs wat schappen met de volle winkelkar. Vervolgens hebben de verdachten de winkel verlaten zonder de winkelkar. Het personeel heeft bij de nooddeur twee winkelkarren vol met goederen aangetroffen.
Poging tot diefstal?
Uit zowel de aangifte, als de getuigenverklaring van [getuige] volgt dat het personeel van de [winkel 1] in Nieuwegein door de vestiging in Vianen was geïnformeerd dat even daarvoor een groep mannen had geprobeerd bij de vestiging in Vianen een nooddeur te prepareren. Vanuit de vestiging in Vianen zijn tevens foto’s van deze groep mannen naar de vestiging in Nieuwegein gestuurd. De verdachten zijn daarop door het personeel herkend te Nieuwegein en het personeel heeft de verdachten laten merken dat ze hen in de gaten hielden. Daarop hebben de verdachten de gevulde winkelkarren achtergelaten en hebben zij vrijwel direct het pand verlaten.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van vrijwillige terugtred en evenmin van het zich ‘enkel gedragen als winkelende personen’ zoals door de verdediging is aangevoerd. Het personeel van de [winkel 1] in Nieuwegein was gewaarschuwd voor specifiek deze verdachten. Pas toen zij duidelijk lieten merken dat zij de verdachten in de gaten hielden, zijn ze gestopt met producten in de winkelkar te leggen. Ook hebben de verdachten daarop direct de winkel verlaten zonder ook maar iets af te rekenen, terwijl zij even daarvoor voor meer dan € 8.500,- aan producten in de winkelkar hadden gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het voorgaande worden afgeleid dat de verdachten wel degelijk het voornemen hadden om goederen weg te nemen en een begin van uitvoering hadden gemaakt. Tijdens hun handelen zijn zij gestoord door het personeel waardoor de diefstal niet is voltooid, zodat hun handelen kan worden gekwalificeerd als een onvoltooide poging. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van een strafbare poging tot diefstal.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van medeplegen. De verdachten zijn wederom samen naar de [winkel 1] gegaan, samen naar binnen gegaan en hebben zich samen opgehouden rondom het schap met alcoholische dranken. Daarna heeft [verdachte] (deels) in het bijzijn van zijn medeverdachten de flessen drank in de winkelkar geplaatst, waarop [medeverdachte 3] pakken toiletpapier op de drank plaatste, mogelijk om de flessen drank aan het zicht te onttrekken. Uit de voorgaande feiten blijkt steeds dat de gevulde winkelkarren voor [medeverdachte 1] werden klaargezet om mee te nemen. Gelet op voorgaande omstandigheden en de modus operandi is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vooropgezet plan en een nauwe en bewuste samenwerking tussen alle verdachten, zodat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal in vereniging.
Feit 1 – diefstal in vereniging, dan wel opzetheling [winkel 1] Breda, 27 maart 2023
Uit de aangifte, het proces-verbaal van omschrijving camerabeelden, het proces-verbaal van omschrijving van de kleding die verdachten droegen bij hun aanhouding, en de verklaringen van de verdachten volgt dat [medeverdachte 1] op 27 maart 2023 omstreeks 14:40 uur de [winkel 1] in Breda is binnengelopen. Even later, omstreeks 14:47 uur komt ook [verdachte] de winkel in. Hij voegt zich bij [medeverdachte 1] die zich op dat moment in het gangpad met alcoholische drank bevindt. Samen bekijken ze op nog geen meter afstand van elkaar de flessen drank. Vervolgens verlaat [verdachte] de winkel zonder goederen en een minuut later loopt ook [medeverdachte 1] zonder goederen naar buiten. Omstreeks 15:34 uur komt [medeverdachte 1] opnieuw de [winkel 1] binnen en vult zijn winkelkar met meerdere flessen alcoholische drank. Vervolgens loopt hij met de winkelkar naar de servicebalie en is dan enkele minuten uit beeld. Op het moment dat hij weer in beeld komen, is de winkelkar leeg. [medeverdachte 1] laat vervolgens de lege winkelkar achter en verlaat omstreeks 15:49 uur de winkel.
Uit informatie van de [winkel 1] bleek dat de verdachten gebruikmaakten van een grijze Audi voorzien van [kenteken] . Uit een ANPR-hit blijkt dat dit voertuig omstreeks 15:03 uur op de [weg] in Breda reed. Achter deze weg bevindt zich de Bredase vestiging van de [winkel 1] . Om 16:13 uur, kort nadat [medeverdachte 1] de [winkel 1] heeft verlaten, kreeg de politie naar aanleiding van een ANPR-hit zicht op het voertuig met genoemd kenteken. In het voertuig bevonden zich [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Achter de bijrijdersstoel en in de kofferbak van het voertuig werden meerdere flessen alcoholische drank aangetroffen. Gelet op de korte tijdspanne tussen het wegnemen van de flessen drank bij de [winkel 1] en het aantreffen van de verdachten met flessen drank in de auto, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de aangetroffen flessen drank van diefstal afkomstig zijn.
Medeplegen
[medeverdachte 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij alleen heeft gehandeld en dat de overige verdachten niets met de diefstal te maken hebben. De rechtbank is echter van oordeel dat sprake is van medeplegen van diefstal en overweegt daartoe als volgt. [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn samen in de winkel geweest waar zij samen flessen drank hebben bekeken, wat het product betreft dat later is weggenomen. Nog geen half uur na de diefstal zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] , (tezamen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ) aangetroffen in een voertuig waarin meerdere flessen weggenomen drank zijn aangetroffen. Gelet op de modus operandi die ook in eerdere feiten is terug te zien (samen naar de [winkel 1] rijden, kort na elkaar de winkel binnenlopen, los van elkaar rondlopen en soms samenkomen, naar het gangpad met alcoholische drank lopen en daarmee een winkelkar vullen, de winkelkar klaarzetten voor [medeverdachte 1] om mee te nemen) is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich met een vooraf bedacht plan in de [winkel 1] bevonden. Het voorgaande duidt naar het oordeel van de rechtbank op een nauwe en bewuste samenwerking, zodat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging, zoals primair ten laste is gelegd.
Feit 5 – diefstal in vereniging [winkel 2] Wateringen, 11 maart 2023
Uit de aangifte van [aangever] namens [winkel 2] volgt dat op 11 maart 2023 een persoon met een volle winkelkar de winkel via de ingang heeft verlaten, zonder de goederen in de winkelkar af te rekenen. Bij de manager bestond het vermoeden dat nog drie personen met deze diefstal te maken hadden. In de aangifte wordt vervolgens omschreven dat er goederen zijn weggenomen en dat de goederen in een auto zijn geladen.
Een week later, op 17 maart 2023, is door de manager van [winkel 2] in Rijswijk een winkelverbod gegeven aan [medeverdachte 1] . De manager gaf bij de politie aan dat [medeverdachte 1] in omliggende filialen samen met twee andere mannen diefstallen had gepleegd, onder meer bij de [winkel 2] in Wateringen op 11 maart 2023. Daarbij heeft de manager de politie een foto van [medeverdachte 1] overhandigd, waarop [medeverdachte 1] ook door [verbalisant] is herkend.
Ten aanzien van de andere mannen waarover in de aangifte wordt gesproken, is onvoldoende komen vast te staan wie deze personen zijn. Het dossier bevat geen omschrijving van camerabeelden en in een aangifte van een latere diefstal bij de [winkel 2] op 24 maart 2023 wordt enkel benoemd dat het dezelfde personen zijn als twee weken terug. Uit het dossier volgt echter niet waaruit dat wordt opgemaakt. Weliswaar worden de verdachten van de diefstal op 24 maart 2023 door de politie herkend als
mogelijk[verdachte] en [medeverdachte 3] , maar nu van ‘mogelijk’ wordt gesproken, de aangifte summier is en daarin niet eenzelfde modus operandi zoals bij de feiten gepleegd bij de [winkel 1] is te herkennen, kan naar het oordeel van de rechtbank enkel worden bewezen dat [medeverdachte 1] de diefstal met anderen heeft gepleegd, maar niet dat [verdachte] een van deze personen betrof.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primair
op 27 maart 2023 te Breda tezamen en in vereniging met een ander meerdere flessen alcoholische drank die aan [winkel 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
op 23 maart 2023 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om meerdere flessen alcoholische drank die aan [winkel 1] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, die flessen alcoholische drank in winkelwagens heeft verzameld en heeft weggezet op een plek waar geen camera's hingen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
op 16 maart 2023 te Delft tezamen en in vereniging met anderen levensmiddelen en flessen drank die aan [winkel 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4 primair
op 14 maart 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen meerdere flessen alcoholische drank die aan [winkel 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en, indien de rechtbank dat nodig acht, een voorwaardelijk deel met een proeftijd van drie jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen in twee weken tijd schuldig gemaakt aan vier vermogensdelicten. Hij heeft samen met zijn medeverdachten onder meer grote hoeveelheden alcoholische drank met een aanzienlijke waarde weggenomen of gepoogd dit weg te nemen. Dit betreffen vervelende en overlastgevende feiten. Diefstallen leiden tot veel schade en overlast voor de maatschappij. Verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven weinig respect te hebben voor eigendommen van anderen. Bovendien zijn de feiten op strooptochtachtige wijze in georganiseerd verband gepleegd.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat sprake is van recidive voor vermogensdelicten. Daarnaast is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing en loopt verdachte in een proeftijd van een veroordeling voor een vermogensdelict.
Verdachte is niet ter zitting verschenen. Bij de politie heeft hij feit 1 ontkend en ten aanzien van de overige feiten een beroep op zijn zwijgrecht gedaan. Daarmee heeft hij geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten. Daaruit volgt dat het uitgangspunt bij een winkeldiefstal in georganiseerd verband, zonder recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden per winkeldiefstal is. In geval van recidive is dat uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank houdt bij de strafoplegging in strafverzwarende zin rekening met het feit dat er goederen met een aanzienlijke waarde zijn weggenomen of geprobeerd is weg te nemen, dat teruggave van de goederen niet bij alle feiten mogelijk was en dat de feiten in georganiseerd verband op strooptochtachtige wijze zijn gepleegd. Bovendien lijkt het erop dat verdachte enkel naar Nederland is gekomen voor het plegen van de diefstallen. De rechtbank houdt verder nog rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Daarbij constateert de rechtbank dat het dossier in 2023 al gereed en zittingsrijp was, maar pas in 2025 op een zitting is gepland.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een hogere straf opleggen dan door de verdediging is verzocht en door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht in beginsel een gevangenisstraf van 225 dagen passend en geboden, maar zal gelet op de overschrijding van de redelijke termijn een gevangenisstraf van 195 dagen opleggen met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 5 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 2:poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 3:diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 4 primair:diefstal door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 195 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. C.E.M. Marsé en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 juni 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 27 maart 2023 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere flessen en/of dozen sterke en/of alcoholische drank, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 maart 2023 te Breda, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere flessen en/of dozen sterke en/of alcoholische drank, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en, althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 23 maart 2023 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om meerdere flessen en/of dozen sterke en/of alcoholische drank, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, die flessen en/of dozen sterke en/of alcoholische drank in een of meer winkelwagen(s) heeft verzameld en/of heeft weggezet op een plek waar geen camera's hingen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 16 maart 2023 te Delft tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, levensmiddelen en/of flessen drank, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 14 maart 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere flessen en/of dozen sterke en/of alcoholische drank, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 maart 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om meerdere flessen sterke drank, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, die flessen sterke drank voornoemd in een (chips) doos heeft/hebben verstopt en/of vervolgens/daarbij met die (chips) doos naar de kassa is/zijn gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 11 maart 2023 te Wateringen, gemeente Westland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, levensmiddelen en/of flessen sterke drank, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [winkel 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )