ECLI:NL:RBZWB:2025:3592

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
02-086736-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling voor diefstal in vereniging en opzetheling met gevangenisstraf

Op 10 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen in vereniging en opzetheling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van twee feiten, maar hem wel schuldig bevonden aan de poging tot diefstal en de opzetheling. De feiten vonden plaats tussen maart 2023 en zijn in detail onderzocht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij diefstallen van alcoholische dranken uit verschillende winkels. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 135 dagen op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de overlast die deze veroorzaken voor de maatschappij. De verdachte had geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en was niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften toegepast en de beslissing is genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-086736-23
vonnis van de meervoudige kamer van 10 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam, waarnemend voor mr. P.D. Popescu, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 mei 2025. Verdachte is niet aanwezig. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Onderhavige zaak is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (02-086735-23) en [medeverdachte 2] (02-086733-23).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. zich op 27 maart 2023 bij de [winkel 1] in Breda samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling/schuldheling;
2. zich op 23 maart 2023 bij de [winkel 1] in Nieuwegein schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal in vereniging;
3. zich op 16 maart 2023 bij de [winkel 1] in Delft schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging;
4. zich op 11 maart 2023 bij de [winkel 2] in Wateringen schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging;
5. zich op 24 maart 2023 bij de [winkel 2] in Wateringen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal in vereniging.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van feit 4. De overige feiten acht hij wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor de feiten 1, 2, 4 en 5. Ten aanzien van feit 3 refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen in vereniging, dan wel pogingen daartoe. Verdachte ontkent deze feiten of heeft een beroep op zijn zwijgrecht gedaan.
Gelet op de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de feiten chronologisch behandelen. Daarbij zal de rechtbank een onderscheid maken tussen de feiten gepleegd bij de [winkel 1] en de feiten gepleegd bij de [winkel 2] .
Feit 3 – diefstal in vereniging [winkel 1] Delft, 16 maart 2023
Uit de aangifte en het proces-verbaal van omschrijving camerabeelden volgt dat [medeverdachte 1] op 16 maart 2023 omstreeks 18:30 uur met een lege winkelkar de [winkel 1] in Delft is binnengelopen. Twee minuten later komen ook [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] met een lege winkelkar de [winkel 1] binnengelopen. [medeverdachte 2] voegt zich vervolgens bij [medeverdachte 1] . Even later is te zien dat [medeverdachte 1] bellend door de winkel loopt en dat zijn winkelkar op dat moment gevuld is met diverse dozen alcoholische drank en een pak vlees. [medeverdachte 2] heeft zich op dat moment weer bij [verdachte] en [medeverdachte 3] gevoegd. Omstreeks 19:00 uur verlaten [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] en [verdachte] de winkel zonder goederen, terwijl zij even daarvoor wel aan het winkelen waren. Enkele minuten later duwt [medeverdachte 1] de nooddeur open, verlaat met de volle winkelkar de [winkel 1] en rent met deze kar over het parkeerterrein. De verdachten zijn vervolgens in een grijze Audi weggereden.
Gelet op voorgaande omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Zij acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging.
Feit 2 – poging tot diefstal in vereniging [winkel 1] Nieuwegein, 23 maart 2023
Uit de aangifte en het proces-verbaal van omschrijving camerabeelden volgt dat [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 23 maart 2023 omstreeks 18:01 uur met een grijze Audi met [kenteken] op het terrein van de [winkel 1] in Nieuwegein zijn gearriveerd. Twee minuten later lopen [verdachte] en [medeverdachte 3] met een lege winkelkar de winkel binnen. Om 18:17 uur zijn ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op de beelden in de winkel te zien. [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] en [verdachte] kijken vervolgens samen rond bij de flessen alcoholische drank. [medeverdachte 3] loopt vervolgens weg en [medeverdachte 2] plaatst meerdere dozen met alcoholische drank in de winkelkar. Even later komt [medeverdachte 3] terug met twee grootverpakkingen toiletpapier, die hij bovenop de dozen in de winkelkar plaatst. Daarna loopt hij langs wat schappen met de volle winkelkar. Vervolgens hebben de verdachten de winkel verlaten zonder de winkelkar. Het personeel heeft bij de nooddeur twee winkelkarren vol met goederen aangetroffen.
Poging tot diefstal?
Uit zowel de aangifte, als de getuigenverklaring van [getuige] volgt dat het personeel van de [winkel 1] in Nieuwegein door de vestiging in Vianen was geïnformeerd dat even daarvoor een groep mannen had geprobeerd bij de vestiging in Vianen een nooddeur te prepareren. Vanuit de vestiging in Vianen zijn tevens foto’s van deze groep mannen naar de vestiging in Nieuwegein gestuurd. De verdachten zijn daarop door het personeel herkend te Nieuwegein en het personeel heeft de verdachten laten merken dat ze hen in de gaten hielden. Daarop hebben de verdachten de gevulde winkelkarren achtergelaten en hebben zij vrijwel direct het pand verlaten.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van vrijwillige terugtred en evenmin van het zich ‘enkel gedragen als winkelende personen’ zoals door de verdediging is aangevoerd. Het personeel van de [winkel 1] in Nieuwegein was gewaarschuwd voor specifiek deze verdachten. Pas toen zij duidelijk lieten merken dat zij de verdachten in de gaten hielden, zijn ze gestopt met producten in de winkelkar te leggen. Ook hebben de verdachten daarop direct de winkel verlaten zonder ook maar iets af te rekenen, terwijl zij even daarvoor voor meer dan € 8.500,- aan producten in de winkelkar hadden gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het voorgaande worden afgeleid dat de verdachten wel degelijk het voornemen hadden om goederen weg te nemen en een begin van uitvoering hadden gemaakt. Tijdens hun handelen zijn zij gestoord door het personeel waardoor de diefstal niet is voltooid, zodat hun handelen kan worden gekwalificeerd als een onvoltooide poging. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van een strafbare poging tot diefstal.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van medeplegen. De verdachten zijn wederom samen naar [winkel 1] gegaan, samen naar binnen gegaan en hebben zich samen opgehouden rondom het schap met alcoholische dranken. Daarna heeft [medeverdachte 2] (deels) in het bijzijn van zijn medeverdachten de flessen drank in de winkelkar geplaatst, waarop [medeverdachte 3] pakken toiletpapier op de drank plaatste, mogelijk om de flessen drank aan het zicht te onttrekken. Uit de voorgaande feiten blijkt steeds dat de gevulde winkelkarren voor [medeverdachte 1] werden klaargezet om mee te nemen. Gelet op voorgaande omstandigheden en de modus operandi is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vooropgezet plan en een nauwe en bewuste samenwerking tussen alle verdachten, zodat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal in vereniging.
Feit 1 – diefstal in vereniging, dan wel opzetheling [winkel 1] Breda, 27 maart 2023
Uit de aangifte, het proces-verbaal van omschrijving camerabeelden, het proces-verbaal van omschrijving van de kleding die verdachten droegen bij hun aanhouding, en de verklaringen van de verdachten volgt dat [medeverdachte 1] op 27 maart 2023 omstreeks 14:40 uur de [winkel 1] in Breda is binnengelopen. Even later, omstreeks 14:47 uur komt ook [medeverdachte 2] de winkel in. Hij voegt zich bij [medeverdachte 1] die zich op dat moment in het gangpad met alcoholische drank bevindt. Samen bekijken ze op nog geen meter afstand van elkaar de flessen drank. Vervolgens verlaat [medeverdachte 2] de winkel zonder goederen en een minuut later loopt ook [medeverdachte 1] zonder goederen naar buiten. Omstreeks 15:34 uur komt [medeverdachte 1] opnieuw de [winkel 1] binnen en vult zijn winkelkar met meerdere flessen alcoholische drank. Vervolgens loopt hij met de winkelkar naar de servicebalie en is dan enkele minuten uit beeld. Op het moment dat hij weer in beeld komen, is de winkelkar leeg. [medeverdachte 1] laat vervolgens de lege winkelkar achter en verlaat omstreeks 15:49 uur de winkel.
Uit informatie van de [winkel 1] bleek dat de verdachten gebruikmaakten van een grijze Audi voorzien van [kenteken] . Uit een ANPR-hit blijkt dat dit voertuig omstreeks 15:03 uur op de [weg] in Breda reed. Achter deze weg bevindt zich de Bredase vestiging van de [winkel 1] . Om 16:13 uur, kort nadat [medeverdachte 1] de [winkel 1] heeft verlaten, kreeg de politie naar aanleiding van een ANPR-hit zicht op het voertuig met genoemd kenteken. In het voertuig bevonden zich [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] . Achter de bijrijdersstoel en in de kofferbak van het voertuig werden meerdere flessen alcoholische drank aangetroffen. Gelet op de korte tijdspanne tussen het wegnemen van de flessen drank bij de [winkel 1] en het aantreffen van de verdachten met flessen drank in de auto, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de aangetroffen flessen drank van diefstal afkomstig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande enkel volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 3] zich in het voertuig met de weggenomen flessen drank bevonden en niet dat zij zich ten tijde van de diefstal in de [winkel 1] bevonden. Nu de flessen drank verspreid en zichtbaar in de auto lagen en [verdachte] zich samen met zijn medeverdachten ook aan de eerder gepleegde feiten schuldig heeft gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] wist dat de flessen drank van diefstal afkomstig waren. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling.
Feit 4 – diefstal in vereniging [winkel 2] Wateringen, 11 maart 2023
Uit de aangifte van [aangever] namens [winkel 2] volgt dat op 11 maart 2023 een persoon met een volle winkelkar de winkel via de ingang heeft verlaten, zonder de goederen in de winkelkar af te rekenen. Bij de manager bestond het vermoeden dat nog drie personen met deze diefstal te maken hadden. In de aangifte wordt vervolgens omschreven dat er goederen zijn weggenomen en dat de goederen in een auto zijn geladen.
Een week later, op 17 maart 2023, is door de manager van [winkel 2] in Rijswijk een winkelverbod gegeven aan [medeverdachte 1] . De manager gaf bij de politie aan dat [medeverdachte 1] in omliggende filialen samen met twee andere mannen diefstallen had gepleegd, onder meer bij de [winkel 2] in Wateringen op 11 maart 2023. Daarbij heeft de manager de politie een foto van [medeverdachte 1] overhandigd, waarop [medeverdachte 1] ook door [de verbalisant] is herkend. Ten aanzien van de andere mannen waarover in de aangifte wordt gesproken, is onvoldoende komen vast te staan wie deze personen zijn. Het dossier bevat geen omschrijving van camerabeelden en in een aangifte van een latere diefstal bij de [winkel 2] op 24 maart 2023 wordt enkel benoemd dat het dezelfde personen zijn als twee weken terug. Uit het dossier volgt echter niet waaruit dat wordt opgemaakt. Bovendien worden de verdachten van de diefstal op 24 maart 2023 door de politie herkend als
mogelijk[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , maar de naam van [verdachte] wordt niet genoemd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Zij zal verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 5 – poging diefstal in vereniging [winkel 2] Wateringen, 24 maart 2023
Uit de aangifte en het proces-verbaal beschrijving camerabeelden volgt dat op 24 maart 2023 vier personen bij de [winkel 2] winkelkarren hebben gevuld met goederen. [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn op deze beelden herkend. [verdachte] en de andere twee mannen liepen vervolgens naar buiten en [medeverdachte 1] stond bij de kassa om goederen af te rekenen. Bij de kassa wordt [medeverdachte 1] aangesproken door medewerkers van de [winkel 2] . [medeverdachte 1] mocht niet afrekenen en werd vervolgens naar buiten gestuurd. Op de beelden is niet te zien waar ze de winkelkarren met boodschappen hebben gelaten.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende duidelijk is welke goederen [medeverdachte 1] wilde afrekenen, welke goederen niet en of hij daadwerkelijk maar een deel van de goederen wilde afrekenen. Tevens is niet gebleken dat [verdachte] bij het verlaten van de winkel goederen zonder te betalen heeft meegenomen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat sprake was van een poging tot diefstal, temeer door de wijze van ten laste leggen. Uit de tenlastelegging volgt immers dat de poging bestaat uit het verzamelen van goederen in tassen en/of winkelwagens, maar naar het oordeel van de rechtbank betreft het enkele verzamelen van goederen in tassen en/of winkelwagens nog geen wederrechtelijke toe-eigening of een poging daartoe. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 27 maart 2023 te Breda tezamen en in vereniging met een ander meerdere flessen alcoholische drank voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 2
op 23 maart 2023 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om meerdere flessen alcoholische drank die aan [winkel 1] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, die flessen alcoholische drank in winkelwagens heeft verzameld en heeft weggezet op een plek waar geen camera's hingen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
op 16 maart 2023 te Delft tezamen en in vereniging met anderen levensmiddelen en flessen drank die aan [winkel 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en, indien de rechtbank dat nodig acht, een voorwaardelijk deel met een proeftijd van drie jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen in twee weken tijd schuldig gemaakt aan drie vermogensdelicten. Hij heeft samen met zijn medeverdachten onder meer een hoeveelheid alcoholische drank met een aanzienlijke waarde weggenomen, gepoogd dit weg te nemen of voorhanden gehad terwijl hij wist dat de drank van diefstal afkomstig was. Dit betreffen vervelende en overlastgevende feiten. Diefstallen leiden tot veel schade en overlast voor de maatschappij en heling bewerkstelligt dat het loont om diefstallen te plegen. Verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven weinig respect te hebben voor eigendommen van anderen. Bovendien zijn de feiten op strooptochtachtige wijze in georganiseerd verband gepleegd.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat hij in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Verdachte is niet ter zitting verschenen. Bij de politie heeft hij feit 1 ontkend en ten aanzien van de overige feiten een beroep op zijn zwijgrecht gedaan. Daarmee heeft hij geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten. Daaruit volgt dat het uitgangspunt bij een winkeldiefstal in georganiseerd verband, zonder recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden per winkeldiefstal is. De rechtbank houdt bij de strafoplegging in strafverzwarende zin rekening met het feit dat er goederen met een aanzienlijke waarde zijn weggenomen of geprobeerd weg te nemen, dat teruggave van de goederen niet bij alle feiten mogelijk was en dat de feiten in georganiseerd verband op strooptochtachtige wijze zijn gepleegd. Bovendien lijkt het erop dat verdachte enkel naar Nederland is gekomen voor het plegen van de diefstallen en heling. De rechtbank houdt er rekening mee dat zij ten opzichte van de medeverdachten minder feiten bewezen heeft verklaard en dat bij een van de feiten sprake is van heling. De rechtbank houdt verder nog rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Daarbij constateert de rechtbank dat het dossier in 2023 al gereed en zittingsrijp was, maar pas in 2025 op een zitting is gepland.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een hogere straf opleggen dan door de verdediging is verzocht en een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht in beginsel een gevangenisstraf van 165 dagen passend en geboden, maar zal gelet op de overschrijding van de redelijke termijn een gevangenisstraf van 135 dagen opleggen met aftrek van voorarrest.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 57, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van opzetheling;
feit 2:poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 3:diefstal door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 135 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. C.E.M. Marsé en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 juni 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 27 maart 2023 te Breda, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere flessen en/of dozen sterke en/of alcoholische drank, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 23 maart 2023 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om meerdere flessen en/of dozen sterke en/of alcoholische drank, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, die flessen en/of dozen sterke en/of alcoholische drank in een of meer winkelwagen(s) heeft/hebben verzameld en/of heeft/hebben weggezet op een plek waar geen camera's hingen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 16 maart 2023 te Delft tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, levensmiddelen en/of flessen drank, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 11 maart 2023 te Wateringen, gemeente Westland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, levensmiddelen en/of flessen sterke drank, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [winkel 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 24 maart 2023 te Wateringen, gemeente Westland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om levensmiddelen en/of fles(sen) sterke drank, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [winkel 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; (voornoemde) goederen in een/meer tassen en/of winkelwagens heeft/hebben verzameld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )