ECLI:NL:RBZWB:2025:3576

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
11716895 \ VV EXPL 25-41
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gedogen van renovatiewerkzaamheden en tijdelijke ontruiming van de woning

In deze zaak heeft de vereniging Laurentius, gevestigd te Breda, een kort geding aangespannen tegen een huurder die in een woning aan het [adres] woont. De vordering betreft het gedogen van renovatiewerkzaamheden aan de woning, waaronder het verwijderen van een dakkapel, en de tijdelijke ontruiming van de woning indien de huurder niet meewerkt. De huurder heeft aanvankelijk zijn bezwaren geuit tegen de renovatie, maar heeft tijdens de zittingen zijn verzet opgegeven, met uitzondering van de dakkapel. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Laurentius een spoedeisend belang heeft bij de uitvoering van de werkzaamheden, aangezien meer dan 70% van de huurders heeft ingestemd met het renovatievoorstel. De rechter oordeelt dat de huurder verplicht is om zijn medewerking te verlenen aan de werkzaamheden en dat de vorderingen van Laurentius in een eventuele bodemprocedure een kans van slagen hebben. De rechter heeft de vorderingen van Laurentius toegewezen, inclusief de tijdelijke ontruiming van de woning indien de huurder niet meewerkt. De proceskosten zijn voor rekening van de huurder.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11716895 \ VV EXPL 25-41
Vonnis in kort geding van 6 juni 2025
in de zaak van
De vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Laurentius
gevestigd te Breda
eisende partij
hierna te noemen: Laurentius
gemachtigde: mr. S.P.E. Smeenk
tegen
[huurder]
wonende te [plaats]
gedaagde partij
hierna te noemen: [huurder]
procederend in persoon

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 26 mei 2025 uitgebrachte dagvaarding in kort geding, met producties 1 t/m 9;
- het proces-verbaal van de zitting van 27 mei 2025;
- de e-mails van Laurentius van 28 mei 2025 met producties 10 en 11;
- de voortzetting van de mondelinge behandeling ter zitting van 2 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Laurentius heeft [huurder] op een verkorte termijn gedagvaard om tijdens de zitting van dinsdag 27 mei 2025 haar eis tot het verkrijgen van een voorlopige voorziening te horen. [huurder] is ter zitting verschenen. Op zijn verzoek werd de behandeling van de zaak enkele dagen aangehouden opdat [huurder] professionele rechtsbijstand zou kunnen zoeken. Evenwel verscheen [huurder] ook bij de voortzetting van de zaak zonder bijstand van een gemachtigde.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 25 januari 2021 huurt [huurder] van Laurentius de woning aan het [adres] .
2.2.
Op 28 oktober 2024 heeft Laurentius aan de huurders van 104 woningen in [plaats] , waaronder aan [huurder] , een renovatievoorstel gedaan. In een brief van
2 december 2024 heeft Laurentius aan [huurder] laten weten dat 86% van de huurders met dit voorstel heeft ingestemd.
2.3.
Een onderdeel van het aangenomen renovatievoorstel is dat dakkappelen worden verwijderd. De door [huurder] gehuurde woning heeft een dakkapel.
2.4.
Tijdens de opname van zijn woning in verband met de renovatie heeft [huurder] meegedeeld dat hij niet wil dat de dakkapel wordt verwijderd. Daarop heeft Laurentius mondeling en nadien bij brief van 17 april 2025 aan [huurder] laten weten dat de dakkapel behouden kan blijven, mits [huurder] die voorafgaande aan de renovatie van het dak laat opknappen en hij vlakke beplating aan de zijkanten daarvan aanbrengt. Het bij die brief gevoegde antwoordformulier waarin [huurder] zijn keuze (verwijderen of opknappen) kenbaar kon maken heeft Laurentius nooit ontvangen.
2.5.
Bij brief van 16 mei 2025 heeft Laurentius aan [huurder] bericht dat hij op grond van de wet verplicht is om zijn medewerking te verlenen aan de renovatiewerkzaamheden en dat Laurentius bevoegd is om de dakkapel te verwijderen. Daarbij heeft Laurentius tevens bericht dat zij [huurder] in een spoedprocedure zou betrekken indien hij aan het verwijderen geen medewerking wil verlenen.
2.6.
Volgens de planning vingen de werkzaamheden op 26 mei 2025 aan met het plaatsen van steigers. De uitvoering van de werkzaamheden is gepland vanaf 3 juni 2025, waarbij het dak van de woning van [huurder] op 13 juni 2025 zal worden gerenoveerd.
2.7.
Om de werkzaamheden te kunnen verrichten zullen medewerkers van de door Laurentius ingeschakelde aannemers verschillende keren de woning en tuin van [huurder] moeten betreden.

3.Het geschil

3.1.
Laurentius vordert dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [huurder] wordt veroordeeld om de in de dagvaarding vermelde werkzaamheden in en aan de woning aan de [adres] te gedogen en voor zover [huurder] dit weigert, hem te veroordelen die woning tijdelijk en/of gedeeltelijk te ontruimen voor zover en zolang dit nodig is om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren.
3.2.
Samengevat legt Laurentius aan haar vorderingen ten grondslag dat meer dan 70% van de bewoners van de 104 woningen waaraan zij renovatiewerkzaamheden wil uitvoeren heeft ingestemd met het gedane voorstel daartoe. Op grond van artikel 7:220 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt dan ook vermoed dat dit voorstel redelijk is. [huurder] is niet binnen 8 weken na de mededeling van Laurentius dat 70% is bereikt een procedure bij de kantonrechter begonnen, zodat onweerlegbaar vast staat dat Laurentius een redelijk renovatievoorstel heeft gedaan en dat [huurder] zijn medewerking aan de geplande werkzaamheden moet verlenen. [huurder] is daarnaast op grond van artikel 7:220 lid 1 BW ook verplicht om mee te werken aan dringende werkzaamheden.
Hoewel [huurder] op grond van artikel 7:220 BW verplicht is om (de aannemers die zijn ingeschakeld door) Laurentius binnen te laten kan zij dit in verband met de Algemene wet op het binnentreden in beginsel niet zonder zijn toestemming. Laurentius wil daarom dat de woning met behulp van een daartoe bevoegde deurwaarder tijdelijk en gedeeltelijk door [huurder] wordt ontruimd zodat de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. De gewone aanzegtermijn voor ontruiming dient bovendien te worden verkort naar 12 uur of korter.
3.3.
[huurder] heeft tijdens de eerste zitting verklaard geen bezwaren te hebben tegen de werkzaamheden, met uitzondering van de voorgenomen verwijdering van de dakkapel op zijn woning. Bij de voortzetting van de zaak heeft hij zich daar echter niet langer tegen verzet en verklaarde hij dat de dakkapel mag worden verwijderd.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of Laurentius ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in kort geding moet beoordelen of de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
Geoordeeld wordt dat Laurentius er belang bij heeft dat de werkzaamheden aan alle 104 woningen, inclusief de door [huurder] bewoonde woning, volgens de gemaakte planning kunnen worden uitgevoerd. Haar spoedeisende belang bij de gevorderde voorziening is er in gelegen dat het uit te voeren werk niet wordt opgehouden of gehinderd doordat [huurder] zijn medewerking daaraan zou weigeren, hetgeen bij het uitbrengen van de dagvaarding wel het geval leek te zijn. Immers reageerde [huurder] niet, althans niet adequaat op correspondentie van Laurentius en heeft hij mondeling verklaard dat hij niet wilde dat de dakkapel zou worden verwijderd. Laurentius kan daarom in haar vorderingen worden ontvangen.
4.3.
Vastgesteld wordt dat [huurder] niet tijdig de beslissing van de rechter omtrent de redelijkheid van het renovatievoorstel heeft gevorderd. [huurder] is daarom verplicht om zijn medewerking aan het uitvoeren van de werkzaamheden te verlenen. Gelet hierop hebben de vorderingen van Laurentius in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen dat het gerechtvaardigd is om in dit kort geding op de toewijzing daarvan vooruit te lopen.
4.4.
Tijdens de behandeling van de zaak heeft [huurder] kenbaar gemaakt dat hij zich niet verzet tegen het merendeel van de geplande werkzaamheden. In het proces-verbaal dat aan het slot van de eerste zitting werd opgemaakt is dit vastgelegd, waarbij de voorgenomen verwijdering van de dakkapel nog werd uitgezonderd. Echter, tijdens de tweede zitting verklaarde [huurder] dat hij gaat verhuizen en dat wat hem betreft de dakkapel er af mag.
De conclusie is dan ook dat [huurder] in rechte geen verweer (meer) voert tegen de door Laurentius voorgenomen renovatie- en groot onderhoudswerkzaamheden aan de door hem gehuurde woning. Desalniettemin handhaaft Laurentius haar vordering om [huurder] te veroordelen de betreffende werkzaamheden te gedogen. Nu verweer daartegen ontbreekt zal die vordering worden toegewezen.
4.5.
Teneinde er zeker van te zijn dat er aan de zijde van [huurder] ook feitelijk geen sprake zal kunnen zijn van verzet tegen, of het ontbreken van bereidheid om zijn mede-werking te verlenen aan de voorgenomen renovatie- en groot onderhoudswerkzaamheden vordert Laurentius dat [huurder] wordt veroordeeld om de woning of het gedeelte daarvan waar het werk moet worden uitgevoerd, tijdelijk te ontruimen. Ook deze vordering zal worden toewezen. Hoewel [huurder] kenbaar heeft gemaakt dat hij zich niet verzet tegen de voorgenomen werkzaamheden lijkt hij telkens nieuwe omstandigheden aan te voeren die Laurentius en haar aannemers zullen hinderen om de werkzaamheden voortvarend en volgens planning uit te kunnen voeren. Zo zou hij door zijn werk de aannemer niet voor 16.00 uur kunnen ontvangen, kan hij de huissleutel niet delen, kan niemand namens hem de deur openen, is in de woning een waakhond aanwezig die alleen naar hem luistert, et cetera. [huurder] dient echter aan medewerkers van Laurentius en/of haar aannemers ongehinderd toegang tot de woning te verschaffen indien dat naar hun mening voor de werkzaamheden nodig is. Voor het geval dat [huurder] daaraan niet meewerkt zal hij (het betreffende gedeelte van) de woning met inbegrip van al zijn spullen en zijn hond, tijdelijk moeten ontruimen en verlaten. Laurentius zal die ontruiming dan kunnen afdwingen met bijstand van een gerechtsdeurwaarder die op de voet van het bepaalde in artikel 555, in verbinding met artikel 502 lid 1 van Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door middel van een exploot bevel kan doen om binnen 12 uur tot ontruiming over te gaan. De daarmee gemoeide kosten komen ten laste van [huurder] .
4.6.
Op de vordering van Laurentius wordt dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook wanneer een van de partijen hoger beroep instelt. In dat geval moet aan deze beslissing gevolg worden gegeven zolang het gerechtshof geen andere beslissing heeft genomen.

5.De proceskosten

5.1.
Doordat hij niet (adequaat) reageerde op de correspondentie van Laurentius en hij zich bleef verzetten tegen de geplande renovatiewerkzaamheden aan het dak van de door hem gehuurde woning heeft [huurder] het voor Laurentius noodzakelijk gemaakt om deze procedure te voeren. Gezien de uitkomst daarvan moet [huurder] de proceskosten betalen.
De proceskosten van Laurentius worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
814,00
Totaal
1.094,45
5.2.
De in de dagvaarding begrepen € 0,69 voor ‘DBR’ is niet toewijsbaar nu daarvoor een wettelijke grondslag ontbreekt. Niet valt in te zien dat kosten in verband met (het raadplegen van) het digitaal beslagregister waarvoor deze vergoeding onder de noemer verschotten wordt gevorderd, noodzakelijk zijn gemaakt voor de goede verrichting van de betreffende ambtshandeling, in casu het uitbrengen van de dagvaarding, zoals bedoeld in artikel 9 lid 1, onder a van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders.

6.De beslissing

De kantonrechter, recht sprekend in kort geding:
6.1
veroordeelt [huurder] om de volgende werkzaamheden in en aan de woning aan [adres] te gedogen:
het verwijderen van de schoorsteen;
het aanbrengen van een nieuwe dakrand;
het aanbrengen van een afwerking onder de goot;
het aanbrengen van nieuwe dakplaten met isolatie;
het aanbrengen van nieuwe dakpannen;
het vervangen van 4-pans dakramen voor geïsoleerde dakramen;
het met een ander materiaal afwerken van de binnenzijde waar het oude dakraam zat;
et verwijderen van de dakkapel;
het aanbrengen van een kunststof goot en regenpijp;
het aanbrengen van spouwmuurisolatie;
het sluiten van ventilatieroosters en openingen;
het aanbrengen van voorzieningen voor vogels en vleermuizen;
het reinigen van de gevel;
het vervangen van de voegen;
het waterdicht maken van de gevel;
het vervangen van (voegwerk) onderdorpels;
het vervangen van de draaiende delen;
het vervangen van het glas in vaste delen door HR++ glas;
indien nodig: plaatsen van ventilatieroosters in het glas;
het isoleren en afwerken van bovenpanelen bij slaapkamerkozijnen;
het uitvoeren van schilderwerkzaamheden;
het aanbrengen van een dakdoorvoer en plaatsen van een ventilatiepan;
indien nodig: aanvullende rioolwerkzaamheden;
het aanbrengen van mechanische ventilatie;
het aanbrengen van een CO2-sensor;
indien nodig: het korter maken van sommige binnendeuren;
indien nodig: het saneren van asbest;
6.2.
veroordeelt [huurder] om bij weigering door hem om te voldoen aan (een onderdeel van) de veroordeling bij 6.1, de vermelde woning binnen 12 uur na betekening van dit vonnis tijdelijk en/of gedeeltelijk te ontruimen en te verlaten, met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover die zaken geen eigendom van Laurentius zijn, en de woning onder afgifte van alle sleutels daarvan ter vrije en algehele beschikking van Laurentius dan wel een door Laurentius in te schakelen derde te stellen voor de duur van de vermelde werkzaamheden voor zover en zolang dit noodzakelijk is om de werkzaamheden uit te (laten) voeren;
6.3.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten van € 1.094,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening wanneer [huurder] niet (tijdig) aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2025.