ECLI:NL:RBZWB:2025:3541
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure tegen de staatssecretaris van Financiën
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2025, wordt het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de staatssecretaris van Financiën in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). Dit beroep werd ingetrokken nadat de staatssecretaris op 12 maart 2025 alsnog een besluit had genomen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Volgens de wet kan een bestuursorgaan worden veroordeeld in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval is de staatssecretaris tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker door alsnog een besluit te nemen. Echter, de rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en er geen andere proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris wel verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor wenden tot de staatssecretaris. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.