ECLI:NL:RBZWB:2025:3537
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2025, wordt het verzoek van verzoeker om een proceskostenveroordeling tegen de staatssecretaris van Financiën beoordeeld. Verzoeker had eerder een beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). Dit beroep werd ingetrokken nadat de staatssecretaris op 12 maart 2025 alsnog een besluit had genomen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
De rechtbank overweegt dat, hoewel de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Dit komt omdat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en er verder geen proceskosten zijn aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank verklaart het verzoek als kennelijk ongegrond.
Wel wijst de rechtbank erop dat de staatssecretaris verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden. Verzoeker dient zich hiervoor tot de staatssecretaris te wenden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken.