ECLI:NL:RBZWB:2025:3530
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak tegen de Staatssecretaris van Financiën
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2025, in de zaak met nummer BRE 25/1125, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten. Verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn bezwaarschrift van 5 november 2024. Dit beroep werd ingetrokken nadat de Staatssecretaris op 27 februari 2025 alsnog een beslissing op bezwaar had genomen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Volgens de wet kan een bestuursorgaan in de proceskosten worden veroordeeld als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval is de Staatssecretaris tegemoetgekomen aan verzoeker door alsnog een besluit te nemen, maar de rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, en er zijn geen proceskosten aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank verklaart het verzoek als kennelijk ongegrond.
Wel wijst de rechtbank erop dat de Staatssecretaris verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor wenden tot de Staatssecretaris. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.